9 april 2020, leestijd 4 minuten
De Nationale Assemblée (DNA) heeft op 8 april de Wet Uitzonderingstoestand COVID – 19 aangenomen. ‘Waarvoor is dat nu nodig?’, dacht ik toen ik het las. Over de hele wereld grijpt het virus om zich heen, maar vrijwel nergens voelt de overheid de behoefte om ‘uitzonderingstoestanden’ te onderkennen die ingrijpen met wetgeving noodzakelijk maken. Welke uitzonderlijke toestand doet zich in Suriname voor dat hier wel coronawetgeving noodzakelijk wordt geacht?
Suriname, of eigenlijk Paramaribo, ligt geïsoleerd van de rest van de wereld, verscholen in het tropische regenwoud. Er is nauwelijks fysiek contact met bewoners van andere landen, vooral nu het vliegverkeer is stilgelegd. Het aantal besmettingen met het coronavirus in Suriname is relatief beperkt. Er zijn stevige quarantainemaatregelen getroffen met transport per ambulance en permanente beveiliging, waarvoor door de besmette persoon in eerste instantie diep in de geldbuidel moest worden getast. Na hevig protest werd dat verkapte verdienmodel snel ongedaan gemaakt. De pandemie lijkt in Suriname goed in de grip te zijn en verdere verspreiding met grote aantallen geïnfecteerden ligt niet voor de hand.
Waarom heeft de Surinaamse regering dan zo’n behoefte aan ruimere bevoegdheden dan zij al heeft? Wat is er in de nieuwe wet vastgelegd? De DNA laat met een volstrekt nietszeggende zin weten dat ‘Het doel van de ontwerpwet is om in verband met het tegengaan van ongecontroleerde verspreiding in Suriname van het SARS-CoV-2virus dat de volksgezondheid, veiligheid en economie van Suriname ernstig in gevaar zal brengen -alsmede ter uitvoering van artikel 72 van de Grondwet, de burgerlijke uitzonderingstoestand af te kondigen en buitengewone maatregelen te treffen.’ Artikel 72 van de Grondwet gaat over onder meer de afkondiging van de burgerlijke uitzonderingstoestand. Beantwoording van de vraag of daarvan sprake is laat ik graag over aan juridische experts, maar zelf heb ik daar ernstige twijfels over.
Dinsdagavond 7 april vond een interessante virtuele sessie plaats van Kenniskring Suriname over de ‘valutawet’. Ik leverde, vanwege het late tijdstip en het tijdsverschil met Nederland, hieraan een bijdrage met een vooraf ingesproken video. Tijdens de presentaties van de andere sprekers en de vragen van deelnemers kwam ook regelmatig de Wet Uitzonderingstoestand ter sprake. De valutawet is een voorbeeld van slechte en overbodige wetgeving maar sprekers en deelnemers menen dat de Wet Uitzonderingstoestand ook slecht en overbodig is en nog vervelender consequenties kan hebben.
De DNA is er volgens haar toelichting van overtuigd dat de pandemie slechts met uitzonderlijke maatregelen enigszins kan worden bedwongen en dat de maatregelen die de regering volgens de wet kan treffen, onvoldoende zijn om ongecontroleerde verspreiding van het virus te voorkomen. Het zou daarom nodig zijn dat de regering voor de bescherming van de bevolking de burgerlijke uitzonderingstoestand afkondigt. De oppositie deelt die mening niet en is bevreesd dat de ruime bevoegdheden door de regering zullen worden misbruikt. De uitzonderingstoestand geldt voor drie maanden en kan daarna nog eens met drie maanden worden verlengd.
De meest in het oog springende maatregel is dat de regering een noodfonds van 400 miljoen SRD ter beschikking kan krijgen en dat daarvoor de Wet op de Staatschuld en de Bankwet even mogen worden genegeerd. Bepaalde kortlopende schulden van de overheid kunnen worden omgezet in langlopende schulden. Dat komt deze regering goed uit. Er mag weer ongebreideld geld worden uitgegeven zonder dat de maximering van de staatsschuld of het verbod op monetaire financiering hinderlijk in de weg staan. Is zoveel geld nodig ter bestrijding van het coronavirus of heeft de regering nog andere onderwerpen op het verlanglijstje staan? De regering heeft niet toegelicht welke kosten worden voorzien. Tegenstanders verwijten de president dat hij de plannen liggend in een hangmat in Saramacca heeft bedacht terwijl hij in Paramaribo had moeten zijn om zijn plannen in de DNA toe te lichten.
In de wet worden een Covid-19 Crisis Management Team, een Epidemiologische Crisiscommissie, een Parlementaire Crisis Commissie en een bestuur van het Noodfonds ingesteld die tezamen al veel meer leden hebben dan het aantal personen dat in Suriname is besmet met het coronavirus. Welke bevoegdheden verkrijgt de regering nog meer door de nieuwe wet? De regering kan ongebruikte gebouwen en terreinen tegen betaling van een vergoeding aanwijzen voor noodvoorzieningen, richtlijnen en aanwijzingen geven aan burgers en bedrijven in verband met het virus, en financiële- en materiele ondersteuning bieden aan burgers en bedrijven. De regering verzorgt ook de informatievoorziening aan de samenleving en vraagt een garantie van zendgemachtigden om daarvoor tijd beschikbaar te stellen.
De regering eigent zich wel heel ruime bevoegdheden toe doordat zij maatregelen kan treffen tegen partijen die onjuiste berichten of voor de samenleving gevaarlijke informatie verspreiden. Wie bepaalt wat onjuiste berichten zijn of gevaarlijke informatie? Hier is sprake van ongewenste censuur. Gelukkig garandeert de regering dat de grondrechten steeds in acht worden genomen, zoals ‘het recht op leven, het verbod van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling en het verbod van slavernij en dwangarbeid’. Dat is mooi meegenomen, kun je denken, maar waarom moet dit grondrecht worden bevestigd in deze gelegenheidswet?
We mogen concluderen dat de Wet Uitzonderingstoestand voorziet in bepalingen en verruimde bevoegdheden voor de regering die niet te rijmen lijken met de lokale gevolgen van de coronopandemie. De invloed van het coronavirus is in Suriname gelukkig nog beperkt. De angst bestaat dat de coalitie de omstandigheden heeft misbruikt om vooral ruimere bestedingsmogelijkheden te creëren die zo kort voor de verkiezingen goed van pas kunnen komen. Suriname verkeert financieel-economisch en monetair al veel langer in een uitzonderlijke toestand. Daarvoor hoeft geen uitzonderingstoestand te worden ingeroepen.
Gepubliceerd in De West