Aanleiding
De Surinaamse parlementsverkiezingen van 25 mei 2020 werden gewonnen door de Vooruitstrevende Hervormings Partij (VHP) van partijleider Chan Santokhi. Een Nederlandse journalist sprak telefonisch met Santokhi over zijn overwinning en de plannen van de aankomend president. Het gesprek was op de Nederlandse radio te beluisteren. De journalist wilde waarschijnlijk groot nieuws brengen en vroeg of de nieuwe Surinaamse regering Desi Bouterse aan Nederland zou gaan uitleveren. Santokhi was niet gewend om met een Nederlandse journalist te spreken. Hij legde uit dat het niet aan de Surinaamse regering is om hierover te besluiten maar dat eventuele uitleveringsverzoeken door de bevoegde gerechtelijke instanties worden behandeld. ‘Wij kijken uit naar het rechtshulpverzoek. Wij kijken ook uit naar wat het advies zal zijn van de procureur-generaal.’, sprak Santokhi. Hij vergat daarbij te zeggen dat Suriname geen staatsburgers uitlevert.
Een verslag van het interview werd in Nederland gepubliceerd onder de kop ‘Santokhi staat open voor uitlevering Bouterse aan Nederland’. Dat had Santokhi evenwel niet gezegd en al helemaal niet bedoeld. Bovendien zou iedereen die ook maar het geringste inzicht in de Surinaamse verhoudingen heeft, hebben geweten dat Santokhi een dergelijk standpunt niet verkondigt. Santokhi maakte bezwaar tegen de berichtgeving. Het artikel werd gecorrigeerd en de kop werd aangepast in ‘Santokhi: houden aan ‘wettelijke bepalingen’ uitlevering Bouterse’. Maar het kwaad was al geschied. Bouterse sprak dreigend dat hij de confrontatie niet zoekt maar geen enkele confrontatie uit de weg zal gaan.
Wat ging er mis? Beide heren spraken Nederlands en dachten elkaar te verstaan, maar zij begrepen elkaar niet. Ik geef een voorbeeld. Toen Santokhi zei ‘We kijken uit naar het rechtshulpverzoek.’, bedoelde hij ‘We zien het wel verschijnen nadat jullie het hebben verzonden’. Dat is wat anders dan ‘ernaar uitkijken’ in de betekenis van ‘je ergens op verheugen’, wat de Nederlandse journalist waarschijnlijk begreep. Santokhi was gewend om met Surinaamse journalisten te spreken die opschrijven wat hij zegt, en niet met een Nederlandse journalist die Santokhi wilde laten zeggen wat hij wilde opschrijven. In deze bijdrage schets ik enkele specifieke kenmerken van het Surinaams-Nederlands voor gebruikers van het Nederlands-Nederlands.
Talen in Suriname
In Suriname wonen bijna zeshonderdduizend me met een zeer diverse achtergrond. Alle etnische groepen hebben hun eigen moedertaal. In Suriname wordt een twintigtal talen gesproken. De meeste Surinamers spreken Nederlands en één of meer andere talen. De belangrijkste talen op basis van het aantal sprekers zijn Nederlands, Sranan Tongo, Sarnámi Hindoestani, Javaans en de verschillende talen van Marrons, in het binnenland levende afstammelingen van gevluchte slaafgemaakten. Sranan Tongo (Surinaams) is de in Suriname gesproken creooltaal, kortweg Sranan genoemd. Het was oorspronkelijk de contacttaal tussen de slaafgemaakten en de planters, maar deze lingua franca wordt thans door alle bevolkingsgroepen gesproken. Sarnámi Hindoestani is de Surinaamse variant van het Caraïbisch-Hindoestani. De taal ontstond door een vermenging van de talen en dialecten van Brits-Indische contractarbeiders, tegenwoordig de moedertaal van hun nakomelingen, de Hindoestanen. Naast het Sranan Tongo zijn er vier op het Engels gebaseerde creooltalen, Aukaans, Boni, Paramakaans en Kwinti, en twee op het Engels en Portugees gebaseerde creooltalen, Saramaccaans en Mataway. Ook inheemsen hebben hun eigen talen, de Caraïeb-talen Kalinya, Wayana, Trio en Warau, en de Arowak-taal Lokono. ‘Oude’ Chinezen, die in de negentiende eeuw naar Suriname trokken, spreken Hakka-Chinees, de Surinaamse variant van het Chinees. ‘Nieuwe’ Chinezen spreken één van de hedendaagse Chinese talen. Veel gesproken Europese talen, naast het Nederlands, zijn Engels en Portugees, door de aanwezigheid van Guyanezen en Brazilianen in Suriname.
De rol van het Sranan Tongo is de afgelopen decennia vergroot door de onafhankelijkheid van Suriname, het verschijnen van meer literatuur in deze taal en gebruik in politiek en voorlichting. Enkele politici hebben hun populariteit onder andere te danken aan het feit dat zij de ‘taal van het volk’ spreken. Mensen schakelen snel over van Nederlands naar Sranan Tongo, ook midden in een gesprek of een zin. Het is evenwel niet gebruikelijk om een onbekende of iemand met een andere sociale positie, uit een andere etnische groep of van het andere geslacht onmiddellijk in het Sranan Tongo aan te spreken.
Nederlands is de officiële taal van Suriname en wordt in driekwart van de huishoudens als eerste of als tweede taal gesproken. De etnische groepen hanteren dikwijls hun eigen taal als groepstaal. In en om Nickerie, in het noordwesten van Suriname, wonen overwegend Hindostanen die vrijwel alleen Sarnámi Hindoestani spreken. Het woord Hindoestaan heeft oorspronkelijk een cultureel-etnische betekenis. Het is afgeleid van de middeleeuws-Perzische gebiedsaanduiding voor India en meer specifiek de regio Sindhu in noordwest India om de rivier de Sindhu, thans de Indus. De afgeleide woorden hindoeïsme en hindoe(staan) duiden op de religie en haar beoefenaars. Voor de onafhankelijkheid van India werden de contractarbeiders uit Brits-Indië in Suriname dikwijls aangeduid als Brits-Indiërs (of met het scheldwoord koelie). Na de onafhankelijkheid van India heeft men ervoor gekozen om de cultureel-etnische groep aan te duiden als Hindostanen, om verwarring met de religieuze betekenis te voorkomen. De cultureel-etnische groep Hindostanen bestaat uit hindoes, moslims en christenen. Soms wordt ook Hindustaan gebruikt. Dat is een anglicisme, afgeleid van het woord Hindu. De bewoners van het binnenland spreken ook dikwijls alleen hun eigen taal, evenals ‘nieuwe’ Chinezen, Brazilianen en Guyanezen. De taalvaardigheid van deze groepen mensen in het Nederlands is minder goed. In Paramaribo en de kuststreek wordt het Nederlands door bijna iedereen beheerst. Nederlands is de (enige) officiële taal in Suriname. Het is de taal van bestuur, onderwijs, bedrijfsleven, media en het openbare leven.
In Suriname heeft zich een eigen variant van het Nederlands ontwikkeld. Surinamers komen in contact met andere talen, die invloed hebben op het Nederlands in Suriname. De taal wordt dikwijls aangeleerd als tweede taal, naast de moedertaal, wat ook het gebruik van het Nederlands beïnvloedt. De geïsoleerde en afgelegen ligging van Suriname ten opzichte van Nederland en de beperkte interactie tussen de taalgebruikers in Suriname en in Nederland, stimuleert de ontwikkeling van een eigen variant van de taal in Suriname. De formele versie van het Surinaams-Nederlands lijkt het meest op het Nederlands-Nederlands. In minder formele omgeving spreken de meeste Surinamers een, door lokale invloeden en interferentie met de moedertaal, met leenwoorden doorspekte versie van het Surinaams-Nederlands.
Kenmerken Surinaams-Nederlands
Het Surinaams-Nederlands lijkt veel op het Nederlands dat aan de Noordzee wordt gesproken maar er zijn ook belangrijke verschillen. Enerzijds hebben woorden in beide versies van het Nederlands niet altijd dezelfde betekenis. Anderzijds worden voor dezelfde begrippen niet altijd dezelfde woorden gebruikt. In Suriname worden nog veel Nederlandse woorden gebruikt die in Nederland verouderd zijn of niet meer worden gebruikt. Daardoor kan vooral het officiële taalgebruik in Suriname voor een Nederlander ambtelijk, formeel of zelfs archaïsch klinken. Een aantal woorden in het Surinaams-Nederlands is aan andere talen ontleend. Voor een goed begrip van het Surinaams-Nederlands kan overigens niet worden volstaan met kennis van de Surinaams-Nederlandse woorden alleen. Zinsconstructies, zegswijzen, uitspraak, intonatie en lichaamstaal spelen een belangrijke rol. Voor de informatie hierna heb ik geput uit diverse openbare bronnen.
Het Surinaams-Nederlands wordt anders uitgesproken dan het Nederlands-Nederlands. De meest opvallende verschillen zijn als volgt. De ‘w’ wordt vol en rond (met beide lippen) uitgesproken, vergelijkbaar met in ‘eeuw’. De ‘g’ is zachter. De ‘r’ is rollend, voor in de mond, een zogenoemde ‘tongpunt-r’. De ‘v’ en de ‘z’ worden uitgesproken als de ‘f’ en de ‘s’, zoals dat in Amsterdam gebeurt. De ‘t’ aan het slot van een samengesteld woord, wordt niet altijd uitgesproken: ‘Stopcontak’. Klinkers aan het einde van een lettergreep worden, als in Sranan Tongo, kort uitgesproken. Om woorden die beginnen met ‘s’ en ‘z’-klanken sterk te benadrukken, worden deze in het dagelijks taalgebruik als ‘sj’ en ‘zj’ uitgesproken: ‘zjwart’ ‘sjmerig’. Door andere intonatie is voor een Nederlander niet altijd duidelijk of een Surinamer een vraag stelt of iets mededeelt.
De grammatica van het Surinaams-Nederlands verschilt op onderdelen van de grammatica van het Nederlands-Nederlands. De meest opvallende verschillen zijn als volgt. Het woord ‘die’ wordt gebruikt als lidwoord: ‘Zet die melk op het vuur’. Lidwoorden worden dikwijls weggelaten: ‘Wij gaan naar winkel’. ‘Gaan’ wordt als hulpwerkwoord gebruikt in plaats van ‘zullen’ om naar de toekomst te verwijzen: ‘Ze gaan je altijd schreeuwen’, ‘U gaat het niet vinden.’ ‘Gaan’ wordt in combinatie met extra werkwoorden gebruikt zoals ‘kunnen’ en ‘moeten’: ‘We gaan er nu alles aan moeten doen om samen in vrede dit land op te bouwen’, ‘U gaat het niet gaan vinden’. Met ‘gaan staan’ wordt tot uitdrukking gebracht dat iets lang duurt: ‘Mannen die na werk gaan staan drinken’. ‘Gaan’ kan ook dienen ter vervanging van de passieve zin: ‘Het kind gaat dopen’, ‘Ik ga me haar knippen’. Wederkerige voornaamwoorden worden vaak weggelaten: ‘Hij bemoeit niet met me’. Een zin wordt vragend gemaakt, of er wordt om bevestiging gevraagd door afsluiting van de zin met ‘no’: ‘Je gaat weg, no?’. Kleine, niet strikt noodzakelijke woorden als ‘het’, ‘dat’ of ‘er’ worden vaak weggelaten: ‘Ik weet niet’, ‘Waar ga je?’, ‘Is goed’, ‘Je weet toch’, ‘Ik ga uit Nickerie’, ‘Wij gaan overal met de auto’. ‘Die’ wordt gebruikt in plaats van een bezittelijk voornaamwoord: ‘Die vrouw (van me)’, ‘Die auto van die oom van me’, ‘Die jongens en meisjes van haar (haar kinderen)’. Beklemtoonde voornaamwoorden als ‘jou’ worden meer gebruikt: ‘Wie schopt jou?’, ‘Was jou!’ (‘Was je’ of ‘Ga je wassen’). Een niet-overgankelijk werkwoord wordt als een overgankelijk werkwoord gehanteerd: ‘De Chinees schreeuwt zijn klerk’. Het gebruik van dubbele woorden ter benadrukking. ‘Ik heb het druk. Niet druk-druk, maar gewoon druk.’
Beknopte woordenlijst
Deze beknopte woordenlijst bevat Surinaams-Nederlandse woorden die verschillen van Nederlands-Nederlandse woorden, in betekenis of in gebruik. Soms hebben woorden weliswaar dezelfde betekenis aan beide zijden van de oceaan maar zijn zij verouderd of buiten gebruik geraakt in het Nederlands-Nederlands. Veel gebruikte leenwoorden uit andere Surinaamse talen zijn ook opgenomen. Welke woorden tot het Surinaams-Nederlands te rekenen zijn staat niet vast. Ruim 500 Surinaams-Nederlandse woorden zijn opgenomen in het Groene Boekje, de Woordenlijst Nederlandse Taal. De beknopte woordenlijst hierna bevat woorden die door sprekers en schrijvers van Surinaams-Nederlands ten minste met enige regelmaat worden gebruikt. Weinig gebruikte woorden zijn niet vermeld. Bij leenwoorden is, voor zover bekend, vermeld uit welke taal deze afkomstig zijn. Sommige woorden zijn in hun specifieke betekenis in het Surinaams-Nederlands ontstaan.
Voor de woorden uit het Sranan Tongo heb ik zo veel mogelijk de officiële spellingregels uit het midden van de jaren tachtig gebruikt:
- ‘i’ wordt gebruikt voor de ie-klank als in het Nederlandse woord ‘hier’; ‘ie’ komt niet voor.
- ‘u’ wordt gebruikt voor de oe-klank als in het Nederlandse woord ‘roer’. ‘oe’ komt niet voor.
- ‘y’ wordt gebruikt voor de Nederlandse j-klank.
- ‘n’ aan het einde van een woord, wordt als ng uitgesproken. ‘ng’ aan het einde van een woord komt niet voor. In het midden van een woord, wordt ‘ng’ geschreven, behalve wanneer het een samengesteld woord is.
- ‘y’ als tweede deel van een tweeklank komt niet voor. Dat wordt een ‘i’.
- Dubbele medeklinkers komen in een woord niet voor, evenmin als dubbel ‘a’ of dubbel ‘e’. Dubbel ‘e’ wordt ‘ei’, dubbel ‘o’ wordt ‘ow’.
- ‘h’ komt weinig voor. Enkele woorden mogen (maar hoeven niet) met een ‘h’ aan het begin worden geschreven: hati, hebi, hori, hey.
- De letters c, j, q, v, x en z komen niet voor.
Het Surinaams-Nederlandse woord is dikgedrukt. De betekenis in het Nederlands-Nederlands is daarna vermeld. De gebruikte afkortingen zijn als volgt.
Ca Caraïbisch
Ch Chinees
D Duits
E Engels
F Frans
J Javaans
M Maleis
P Portugees (Braziliaans)
SH Sarnámi Hindoestani
SN Surinaams-Nederlands
Sp Spaans
ST Sranan Tongo
a bun (ST) is goed, goed, oké
à la dol alsof je dol bent, ongeremd
aan zijn ergens zin in hebben, in de stemming zijn, ‘Sharmila zal wel aan zijn ervoor‘
aangekleed gekleed
aangeven zeggen, laten weten, mededelen
aanhalen beweren, verklaren
aanhuren huren
aanlangen aanreiken
aanlopen bezoeken
aanmaken aandoen
aantrekken opzetten van bril
aanzitten in functie zijn, een functie vervullen, ‘het nieuwe kabinet zit nog maar nauwelijks een week aan’
aarder 1 harder (vissoort) 2 harder als voedsel
aardvrucht eetbare knol
aboma anaconda
abongra(zaad) (ST) sesam(zaad)
abongrakoekje (ST) koekje met sesamzaad
açaipalm palmboom waaraan açaibessen groeien
achteraf achterbaks, stiekem
achteruitgaan afvallen van lichaamsgewicht
Adek(us) Anton de Kom (Universiteit van Suriname)
advocaat (Sp, E) avocado
afbetaling huurkoop
afbraak bouwval
afbrander uitbrander
afgedonderd flink, enorm, in combinatie met ‘pak slaag’, ‘pak rammel’ e.d.
afingisoep soep met geraspte bittere cassave
afleggersvereniging vereniging van afleggers
afmaken, het overlijden
afnemen afvallen van lichaamsgewicht
afproeven proeven
afschietperiode periode voor het afschieten van vuurwerk
afschrijven wegsturen, van school sturen
aftakelen aftuigen, pak slaag geven aan
aftjappen afkappen, het woord ontnemen
ai (ST) ja
ai baya (ST) uitroep van ontzetting of vertwijfeling, ‘het is toch wat’, ‘asjemenou’, ‘wat een toestand’, ‘wat erg’, ‘ik ben het zat’
ai boi (ST) ja jongen, doorgaans ter bevestiging van wat een ander zegt, ‘ja, het is treurig’, ‘inderdaad, wat erg’
airco(ndition) (E) airco(nditioning)
airporttax luchthavenbelasting
airstrip (E) klein vliegveld
aja (SH) opa, grootvader van vaders kant
aji (SH) oma, grootmoeder van vaders kant
ajinomoto smaakversterker ve-tsin of mononatriumglutamaat, naar de Japanse producent Ajinomoto (aji no moto betekent essentie van smaak)
akanswari (ST) 1 iemand die veel eet 2 onmatig persoon
akkergeld grondbelasting
alakondre (ST) universeel
alatapepre (ST) 1 Spaanse peper 2 alatapepreplant
alcolade reukwater
alesi (ST) rijst
als of, ‘ik kijk als hij thuis is’, ‘ik weet niet als ik ga’
amandelessence, amandelgeest essence van amandel
ambaran (maken) (ST) ophef (maken)
amplifier (E) geluidsversterker
amsoi Surinaamse eenjarige bladgroente met grote bladeren (familie van de mosterdplant)
anansi hebben (ST) slapen van arm of been
anansi tori (ST) 1 verhaal over de spin Anansi 2 verzonnen verhaal
angalampu sierstruik met hangende rode bloemen
angisa (ST) hoofddoek
anitri behorend tot de evangelische broedergemeente of hernhutters
anitriberi eenvoudig gerecht van gekookte witte rijst met bakkeljauw, letterlijk hernhutter begrafenis, vanwege de witte rouwkleding van de hernhutters of de soberheid
anitrikerki evangelische broedergemeente of hernhutters
antruwa 1 plant 2 ovaalronde witte vrucht met een bittere smaak die gegeten wordt als groente
anyumara zoetwatervis
AOV Algemene Oudedagsvoorziening
AOV-uitkering uitkering op grond van de AOV
AOV’er gepensioneerde met een AOV-uitkering
apinti(drum) trommel
appelbacove banaan met een appelsmaak
arbeider werknemer, personeelslid
aromanis soort mango
Arowak indiaan
Arowaks 1 van de Arowakken 2 taal van de Arowakken
Arowakse indiaanse
arresteren vaststellen van notulen
artsen medicijnen studeren
ASFA Associatie van Surinaamse Fabrikanten
ATM geldautomaat (Automated Teller Machine)
ATM-kaart pinpas
Aucaans 1 van de Aucaners 2 taal van de Aucaners
Aucaanse vrouwelijke Aucaner
Aucaner iemand van de Dyukastam
autobak kofferbak
autobody (E) carrosserie
autogoal doelpunt in het eigen doel
autolens 1 koplamp (van auto) 2 achterlicht (van auto)
autotruck (E) vrachtwagen
awara 1 awarapalm 2 vrucht van de awarapalm
awarapalm palmboom die de awara voortbrengt
awari buidelrat
awasa (ST) Surinaamse dans
aytkanti lederschildpad
ba(ba) (SH) heer
baanzand zand voor wegen
babydruif 1 struik met rode vruchten 2 vrucht
babyfles zuigfles
babyloopwagen wandelwagen
bacchi (SH) meisje
backen (E) steunen (fig.)
Backtrack informele vertrekplaats onder aan de zeedijk in Nickerie voor een (illegale) boottocht naar Guyana
backtracker iemand die helpt om illegaal een grens over te steken
backtrackroute informele route van Suriname naar Guyana met een boot vanaf Backtrack in Nickerie
bacove (P) 1 bananenplant 2 banaan
bacovebedrijf bacoveplantage
bacovewinkel onoverzichtelijke, chaotische toestand
baddoek badhanddoek
baddoekenstof badstof
baden douchen
badhandje washandje
badzeep toiletzeep
baithak gana muziekstijl
baithak zitting bij rouwverwerking
bak (ST) wc
baka dyari (ST) 1 achtertuin, achtererf 2 eufemisme voor toilet in achtertuin
bakabana (ST) gebakken banaan
bakazadel (ST) duozadel
bakerspeld veiligheidsspeld
bakkeljauw (Sp, P) kabeljauw
bakken niet slagen voor test of examen
bakpan koekenpan
bakra (ST) blanke Nederlander
bakru (ST) klein fictief wezen, geest, dwergspook
baks (ST) 1 klap, 2 peuk
baksen (ST) 1 slaan 2 gemeenschap hebben (met)
baksis (SH) extra(atje)
baksoda bakpoeder
bakstoel (D) leunstoel met rotanleuningen
balata 1 boletri (rubberboom), 2 rubbersoort
baljaar dansfeest
baljaren dansen
balkon veranda
bamborita(hemd) (Sp) overhemd met tropisch motief en korte mouwen, Hawaï-shirt
bamihaar sluik haar
banaan bakbanaan, kookbanaan
banalew deukhoed van vilt of stro
bananenbacove banaan
bando (Sp, F) haarband
bandstand (E) muziektent
bangbang 1 ombervis 2 voedsel
banja(ard) banjo
banjaarden dansen
banknet schutnet (visserij)
bara (SH) in olie gebakken hartige bol
Barbadiaans van, uit, in Barbados
barbakot (ST) houten stellage voor drogen of roken van vlees of vis
barbakotten (ST) drogen of roken van vlees of vis
barbershop (E) herenkapsalon
barbier herenkapper
baskiet (ST) rieten mand
basralokus 1 soort loofboom 2 hardhout
bast 1 boomschors 2 schil van vrucht
bastiaan (ST) plantageopzichter
basya (ST) 1 assistent van de kapitein van het dorp 2 (verouderd) plantageopzichter
bat (E) slaghout
batéman zelfstandige gouddelver
bats (ST) 1 peuk 2 trekje aan sigaret
batsen (ST) roken (van een sigaret)
battel (E) vechtpartij
batten (E) slaan
batterij accu (van een auto)
batterijcharger (E) acculader
bauxietvoorkomen vindplaats van bauxiet
bavetje (F) slabbetje
baya (ST) tussenwerpsel om aandacht te trekken of iets te versterken, ‘let wel’, ‘luister’, ‘hoor’
bazuinkoor band van blaasinstrumenten
bb met r bruine bonen met rijst
beam (E) lichtbundel (van auto)
beambte politieagent
bearing (E) kogellager
bedelving graafwerk
bediende werknemer, personeelslid
bedreigen bespotten
been (SN) visgraat
beestachtig schandalig
beetje eventjes
bekken (was)teil, waterbak
bel (E) 1 kerkklok 2 kerstbal
beljak buikpijn, buikontsteking
belt (E) riem
benauwd warm
bendeling kwajongen
beneden(waarts) stroomafwaarts
benedenlands vanaf de Surinamerivier naar de kust
beren (grof) gemeenschap hebben
beschelpen met schelpen plaveien
beschikbaar stellen (eufemistisch) ambtenaar met behoud van salaris op non-actief stellen vanwege partijpolitieke reden of conflict
beschikking besluit waarbij iets geregeld wordt, bijv. aanstelling werknemer
beschikking, ter (eufemistisch) ambtenaar die met behoud van salaris niet op het werk hoeft te verschijnen vanwege partijpolitieke reden of conflict
beschrijven een bocht nemen, ‘de auto beschrijft de bocht’
beschuitgras laagblijvend gras met rode uitlopers
besmettelijk erfelijk (van ziekte)
best goed, ‘hoe gaat het met u?’ ‘best, dank u’
bestekamer wc
bestuursopzichter rang binnen de bestuursdienst van de districten
betjoek slim
bewassen afleggen van een overledene
bewiesen (ST) betoveren
bewilligen toestaan, instemmen met
bewilligingsverklaring verklaring dat iemand iets toestaat of instemt met
bezem stoffer
bezemen vegen
bieten (D) smeken
bieten (E) verslaan
bigifutu (ST) elefantiasis (olifantsziekte)
bigiyari (ST) kroonjaar
bijkans bijna
bijlegfuif, bijlegparty feest met zelf meegebrachte drank en lekkernijen
bijterig scherp, pittig (van smaak)
bil billen
bimba (ST) elefantiasis (olifantsziekte)
Binnenlandse Oorlog burgeroorlog in Suriname (1986-1992)
birambiboom tropische boom
blaas blaar op de huid bv. door verbranding
blad maken geld verdienen
blad papiergeld
blad(er)hark grashark
blaka (ST) 1 misrekening 2 mislukking 3 teleurstelling
blakaman (ST) zeer donkere creool, marron
blakapina (ST) haarspeld
blakaté (ST) 1 shag 2 sigaret van shag
blaker dienblad
blanda (M) Nederland
blazen (E) slaan
bleeden (E) balata (rubber) tappen
blijven (met) 1 logeren (bij) 2 verblijven (bij) 3 wonen (bij)
blijven haken blijven hangen (bv. op een feest)
blikslager loodgieter
blokje bouillonblokje
blokken (E) 1 tegenhouden 2 tegenwerken
blom bloem (fijn meel)
bloot 1 onbebouwd, braakliggend (terrein) 2 onverhuld
blootvoeter beginner
bobbetje, bobbie, bobsje vrouwenborst
bobo (Jantje) (ST) sufferd
bodo (J) feestdag Javaanse moslims aan het einde van de ramadan, suikerfeest, bij de Hindoestanen Id-ul-fitre
bodyguard (E) lijfwacht
boek tijdschrift
boekenbank instelling die schoolboeken verstrekt
boekloneren plastificeren (naar het merk Boeklon)
boelen homoseksueel verkeer tussen mannen
boeler homoseksuele man
boemen (E) 1 aftroggelen 2 losgeld verkrijgen 3 klaplopen
boeroe witte Surinamer, afstammeling van geïmmigreerde Nederlandse boer
boetzweer steenpuist
BOG Bureau Openbare Gezondheidszorg
boi (ST, E) jongen
boi head (E) jongenskop (kapsel)
bok 1 belediging 2 standje, uitbrander 3 ram (mannelijk schaap) 4 inheemse
bok geven standje of uitbrander geven
bokhamer klauwhamer
bokken 1 beledigen 2 standje geven, berispen
bokkenhuis hut inheemsen
bokkenkoren maïs
bokkit (E, ST) emmer
boksen (ST) 1 botsen 2 stoten
bol broodje, kadetje
boletri 1 tropische boom 2 boletrihout
bolhappen koekhappen
bollenbeschuit beschuit
bollenman man die gebak verkoopt
bollenvrouw vrouw die gebak verkoopt
bols jenever (naar het merk Bols)
bolwassing uitbrander
bom (gas-) (ST) gasfles
bomba (ST) plantageopzichter
bombels (ST) knalvuurwerk
bombeltijd tijd voor knalvuurwerk
bommen (ST) raken bij knikkerspel
bonkoro 1 persoon met lichte of roodkleurige huid, doorgaans een mulat geboren uit een witte persoon en een creool (‘rode neger’) 2 ongemanierde roodharige
bonu(man) (ST) 1 medicijnman 2 priester
boomkip (ST) leguaan
boomwol (ST) katoen
boontjedief vaalborstlijster
boots (E) laars
bordlap vaatdoek
boren (ST) 1 binnendoor gaan, sluiproute nemen 2 insluipen 3 doorboren, insteken, perforeren
boroman (ST) niet uitgenodigde gast
borstrok 1 hemd 2 T-shirt 3 truitje
bos(land) 1 binnenland 2 tropisch regenwoud
bosananas bromelia
boslandcreool afstammeling van gevluchte slaafgemaakte uit het binnenland
bosneger afstammeling van gevluchte slaafgemaakte uit het binnenland
bosnegerbankje krukje
bosschage bosje, struikgewas, struweel
bossen (E) 1 (doen) barsten 2 (doen) mislukken 3 geld uitgeven
bostouw liaan
bostrommel opbergtrommel
bosyaws vorm van de ziekte yaws
boter(neus) snot(neus)
botoketi (ST) schakelketting
Botopasi (van of uit) (ST) (denigrerend) uit het binnenland, provinciaals
botr(al)i, bottelarie, bottelarij (E) 1 keuken 2 kookhoek
botr(al)ibank (E) aanrecht
boulanger 1 aubergineplant 2 aubergine
bout kippenpoot
bout wassen pak slaag geven
boven(waarts) stroomopwaarts
bovenlands vanaf de Surinamerivier landinwaarts
braad(vlees) runderlappen
bracelet (F) armband
brafu (ST) soep
brake fluid (E) remolie
branden teleurstellen
brasa (ST) omhelzing
breed wijd van kleding
breekboon sperzieboon
breien vlechten
breken (E) 1 ontmaagden 2 stukmaken 3 wisselen (van geld)
brekfest (E) 1 ontbijt 2 middagmaal 3 middaguur
brems (E) onverwachte ontmoeting
bremsen (E) 1 remmen 2 botsen 3 onverwacht ontmoeten
briefkaart prentbriefkaart
briezen (E) 1 luchtje scheppen 2 rennen
brik, geef me een (E) (ST) 1 lift (gelegenheid tot meerijden) 2 kans, ‘laat me even voorgaan’, ‘pardon’, ‘laat me niet lachen’
brikken (E) remmen
broekje aantrekken pak slaag geven
broerskind neef, nicht
broko (ST) kapot
Brokopondonees 1 iemand uit Brokopondo 2 van, uit, in Brokopondo
brokosani (ST) 1 wrak 2 kapotte boel
brombere bedrijf dat beerputten, septic tanks en straatputten leegt
broodje 1 puntbrood 2 brood
broodjongen, -man 1 bakker 2 broodbezorger
broodtoaster broodrooster
broodwinkel bakker(ij)
brouwer hoge hoed
browru (ST) hoge hoed
brug steiger
bruine suiker rietsuiker
bruya (ST) 1 verwarring 2 verwarren, overhoophalen 3 verward, rommelig
Bruynzeelwoning houten prefabwoning van Bruynzeel
bubblegum (E) kauwgom
buik hebben zwanger zijn
buis tl-lamp
buitenboord buitenboordmotor
buitendien bovendien
buitenkind buitenechtelijk kind
buitenplaats buitenhuis
buitenvrouw vrouw waarmee iemand een buitenechtelijke relatie heeft
bull (E) stier
bullebak maken tong uitsteken (tegen)
bun (ST) goed, oké
bunkopu (ST) goedkoop
bunkopu seri (ST) uitverkoop
bus kroon (op tand)
bushouder autobusondernemer
bushuisje abri
buurttehuis buurthuis
cacao chocolademelk
cachetring (F) zegelring
callen (E) roepen (bij spel e.d.)
calpoltablet tablet paracetamol
cambio geldwisselkantoor
cambiohouder houder van een wisselkantoor
cassave aardvrucht, traditioneel vooral gebruikt voor cassavebrood
cel(lulair) (E) mobiel
cellenhuis gevangenis
centeren (E) aangeven, gooien (sport)
charger (E) acculader
chinees winkelier, supermarkt
cinema bioscoop
cito 1 met spoed 2 spoedgeval (medische wereld)
citrus 1 sinaasappelboom 2 sinaasappel
citrusboom sinaasappelboom
closet wc
clutch (E) koppeling van motorvoertuig
clutchen (E) ontkoppelen van motorvoertuig
coil (E) bobine van automotor
colgate (E) tandpasta (naar het merk Colgate)
college 1 sociëteit 2 speelhuis
Commewijner iemand uit Commewijne
Commewijns van, uit, in Commewijne
Commewijnse vrouw uit Commewijne
contacten (E) contact maken
contest (E) wedstrijd
convocatie (formeel) uitnodiging
corduroy (E) ribfluweel
Coroniaan iemand uit Coronie
Coroniaans van, uit, in Cornonie e.d.
Coroniaanse vrouw uit Coronie
coupeuse (F) naaister
creool (div.) 1 afstammeling van slaafgemaakten, stadsbewoner 2 van gemend ras
crooked (E) corrupt
crusher (E) stampmolen
culha (SH) traditioneel van klei gemaakt kookstel voor houtvuur
cultivatie aanplant
cup (E) weggooibekertje
curry (E) kerrie
dada (moiboi van) (ST) 1 moeders mooiste 2 playboy
dadelijk straks
dagwe tapijtslang
dalaskowtu (ST) tipgever bij de politie
dam 1 dammen, damspel 2 dijk 3 stroomversnelling
damesriem ceintuur
damjean, damsjan mandfles
dan toen
dan wat wat dan nog, ‘ik leef met hem, dan wat?’
danke, danki (ST) dank u
dansi (ST) dansfeest
dansmeester marionet
dansmeestertje kleine, zwarte zangvogel
daru (SH) sterke drank
dc districtscommissaris
De Nationale Assemblée het Surinaamse parlement
deal (E) overeenkomst
Decembermoorden historische, meervoudige moord in Suriname
delaila, delilah (E) (bad)slipper
delfschop spade
delver grafdelver
demmen (ST) opspelen
denque tropische ziekte
deposito statiegeld
derde been penis
derde vinger middelvinger
desi subcultuur van nieuwe generaties Zuid-Aziaten (India, Pakistan, Bangladesh) in diaspora
detacheren overplaatsen
dhoti (SH) lendendoek
dichtmaken dichtdoen
diefijzer, dievenijzer metalen (sier)hekwerk voor deuren en ramen om inbraak te verhinderen
dieftig diefachtig
dieken (ST) 1 geslachtsgemeenschap hebben (met) 2 graven
dienen vereren
dienst hulp in de huishouding, werkster
diep grondig
diklap onderlegger in bed
ding 1 iets 2 voorwerp 3 handeling 4 situatie (veel gebruikt voor allerlei concrete en abstracte zaken die men niet nader wil of kan noemen)
directoire slipje vrouw
dissen (E) 1 emigreren 2 opstappen, weggaan
dissen 1 beledigen 2 bekritiseren 3 in de maling nemen
district 1 één van de tien districten van Suriname 2 het binnenland
districtscommissaris hoofd van een district
divali (SH) hindoeïstisch lichtjesfeest
djabberen (grof) gemeenschap hebben (met)
djail (E) gevangenis
djammen (ST) 1 klemmen, vasthouden 2 tegenhouden 3 schoppen
djoinen (E) meedoen met iets
djorken een auto laten schokken
DNA De Nationale Assemblée (het Surinaamse parlement)
DNA-lid lid van De Nationale Assemblée
dobbelen gokken
doctoreren promoveren tot doctor
doidoien wiegen
dokken (E) wegduiken
dokken voor (E) onttrekken aan
doks (ST) eend
doksiwiwiri (ST) kroos
dol, à la alsof je dol bent, ongeremd
dolhuis psychiatrische inrichting
doni (SH) dubbeltje
dood 1 uitgeschakeld 2 bot (mes)
doordien doordat
doorhaling berisping
doorzetten telefonisch doorverbinden
dopi (ST) 1 patroonhuls 2 slaghoedje
dopipistool (ST) klappertjespistool
dorpskapitein hoofd van een marrondorp
dozeren met een bulldozer egaliseren
draagband bretel
draaien 1 roeren 2 koken, ‘ze heeft een nasi gedraaid’
draaier vrouwenversierder
dragen 1 opzetten van hoed 2 aantrekken van kleding
dram (ST) rum
dreigen 1 plagen, treiteren 2 uitjouwen
drési (ST) medicijn
drill (E) kaki (stof)
drillen (E) klutsen, roeren
drilstok (E) garde
drinken innemen (van medicijn)
droge noot kokosnoot
droge tijd, grote half augustus tot begin december
droge tijd, kleine begin februari tot eind april
drogersvaartuig (E) kustvaarder
dromen met dromen van
droog mager
drop (E) lift, gelegenheid tot meerijden
droppen (E) 1 afnemen, dalen 2 afzetten op bestemming
drugstore (E) drogisterij
drum (E) olievat
duim grote teen
duimslipper teenslipper
duivelsklauw leest van schoenmaker
duizendbeenboom mangrove
duku (ST) geld
dus dat juist, inderdaad
dwars scheef
dwergnoot kokospalm
dwergpalm kokospalm
dyaffen (ST) opscheppen
dyaffer (ST) opschepper
dyarususstoel (ST) vierkante hoekstoel
dyen (E) verven
dyogo(fles) (ST) bierfles van een liter
dyompofutu (ST) hinkelen
dyoniman (ST) playboy
dyugudyugu (ST) druk gedoe, reuring
dyuka (ST) (denigrerend) binnenlandse afstammeling van gevluchte slaafgemaakte
dyuken (ST) 1 aanstoten 2 porren 3 wegsteken 4 instoppen 5 punteren bij voetbal 6 gemeenschap hebben (met)
ebo eenvoudig beroepsonderwijs
echte echtgenote
echter desondanks, niettemin (als beginwoord van een zin)
eclat geparfumeerd talkpoeder (naar het merk Eclat)
economie spaarzin
eetdoek tafellaken
eetgeld kostgeld
eigendomsbeker gewonnen beker om te houden
eigendomspartijtje particuliere fuif
eigendomsperceel perceel dat in eigendom is
emancipatie (E) afschaffing slavernij
Engelse bol cake met veel eieren
entreepenning inleggeld
equipment uitrusting
erf 1 tuin 2 speelplein 3 schoolplein
erfelijk besmettelijk (van ziekte)
erfkraan gemeenschappelijke waterkraan op een erf
erfwoning woning op een erf
erkennen herkennen
esesi(koffie) oploskoffie
eten klaar maken koken
excursie uitstapje
excuus pardon
exhaust(pijp) (E) uitlaat(pijp)
ezel muilezel
familieboek(je) document met persoonsgegevens van gezin
familienaam achternaam
famiri (ST) opvulkussentje onder koto
fan (E) ventilator
fan belt (E) v-snaar (in automotor)
fasyong (Ch) Chinese saucijs
favour (E) gunst
faya (ST) 1 heet, vurig 2 brutaal 3 spannend
fayawatra (ST) (warme) ochtenddrank
fietjebal (P) tafelvoetbalspel
fijne boter roomboter
fijne schuur staalwol
filaria filariasis, een wormziekte die kan leiden tot elefantiasis (olifantsziekte)
fintjoles (ST) scharminkel
firen (E) ontslaan
flashbericht (E) spoedbericht
flashlight (E) zaklantaarn
flat (E, N) 1 bungalow 2 huis niet op palen 3 kleibank in zee 4 zandbank in zee
flauw verwelkt
flauwen verwelken
fles glazen pot met deksel
flirten liefkozen
flit anti-insectenspray (naar het merk Flit)
flitspuit handspuit voor het verstuiven van anti-insectenspray
flitten 1 anti-insectenspray verstuiven met flitspuit 2 spreken met verspreiden van speeksel
flonsen flirten
fluorescent (E) tl-buis
foam (E) schuimplastic
fokken (E) zeuren
fokop (E) naar, slecht
foontje (E) telefoonbericht
fopper fopspeen
forceren vermoeien
forcerend veeleisend
fort Paramaribo
Franse kant Frans-Guyana
Fransman Frans-Guyanees
friesje hoog water, overstroming
fris koel
frisse morgen goedemorgen (begroeting)
fröbel(school) kleuterschool
frommelaar knoeier
frommelarij geknoei
frotten (ST) verrotten
frotterij, frottigheid (ST) smeerlapperij
frottig (ST) smerig
frusta 1 frustratie 2 gefrustreerd
fun (E) plezier
funnel (E) trechter
fuse (E) zekering
gaan (E) zullen (als ‘going to’)
gaan rusten overlijden
gaanderij veranda
galerij veranda
ganja (ST) 1 gebrekkig 2 hennep, marihuana
garen dun touw
garimpeiro (P) illegale Braziliaanse goudzoeker
gasbom gasfles
gasoline (E) benzine
gaster ranzig
gasteren ranzig worden
gear olie (E) smeerolie
gear(box) (E) versnelling (van auto)
geboord lek
gebrekkig (iemand) met een beperking
gebremsd zwanger zijn
gebroken 1 stuk, kapot 2 kleingeld 3 bouwval (gebroken huis)
gebruiken 1 nuttigen 2 innemen (van medicijn)
geefs gul
geit geitenvlees
gekraak 1 consternatie 2 lawaai
geldtrommel geldkistje
gelijk praten uitpraten (van geschil)
geloof talisman
gemakhuisje wc
gemberstroop gemberlimonade
gemongen gemengd
gerief(je) wc
geslagen aangereden, ‘de auto heeft mij geslagen’
gestrafte gevangene
getal rond (kroon)getal bij verjaardag
getrouwde vrouw echtgenote, ‘zij is mijn getrouwde vrouw (en de ander is een buitenvrouw)’
geven (resultaat) opleveren
gevreten 1 aangetast 2 verroest
geweldig indrukwekkend
geweldig spelen opscheppen
gezworen klerk notaris
ghi (SH) boter, botervet
gierig 1 gulzig, inhalig 2 jaloers
gierigheid 1 gulzigheid, inhaligheid 2 jaloezie
glad steil (haar)
glazenkast buffetkast
glazenmaker libelle
glo gewoon lager onderwijs
globin schoensmeer (naar het merk Globe inc.)
goedang (J) suikerloods
gomma lijm of stijfsel van cassavezetmeel
gommakoekje koekje van tapioca of maïzena, boter en suiker, versierd met suikermuisjes
goot sloot
Goslar Duits koopvaardijschip dat op 10 mei 1940 door de bemanning tot zinken is gebracht in de Surinamerivier voor Paramaribo, ‘hij is als de Goslar’ (hij is niet weg te krijgen)
goud(zoekers)trein stoomtrein
gouvernement regering
government take (E) opbrengst voor de overheid in de vorm van belasting e.d., in het algemeen gebruikt voor accijns op autobrandstof
graafwielbagger schoepenradgraver
grader (E) wegen(schaaf)machine
grafbak grafrand, houten lijst om de opening van een groeve
granma (ST) oma, grootmoeder
granman (ST) 1 gouverneur 2 president 3 stamhoofd
granpa (ST) opa, grootvader
grape (E) grapefruit
grappen maken knoeien (figuurlijk)
grappenmaker beunhaas, knoeier
gratuus gratis
grease (E) vet, smeer
greasegun (E) vetspuit
grezen (E) grazen
grijper nijptang
groen onrijp
groene kaas Zwitserse kaas
groene schildpad soepschildpad
groenhartboom tropische boom
groenteboer tuinder
grondbeschikking bewijs van recht op gebruik of eigendom van grond
grondje moestuin, kostgrond
groot 1 dik ‘die vrouw heeft een grote bil’ 2 lang (kroeshaar)
groot bazuinkoor bazuinkoor dat behalve uit blazers ook uit een ritmesectie bestaat
groot hoofd hebben trots zijn
grootoom oudoom
grootopperhoofd stamhoofd
groottante oudtante
grootverlof ontslag
grote ogen hebben hebberig zijn, inhalig zijn
gudu (ST) lieveling, schatje, ‘mi gudu’
guesthouse (E) vakantiehuis
gummi gummistok
gunner (E) veteraan
guur fris
gwenti (ST) gewoonte
gym (E) sportschool
haarmachine tondeuse
haarpen haarspeld
haas paca (soort knaagdier)
habituele drinker 1 gewoontedrinker 2 alcoholist
halen en trekken 1 discussiëren 2 redetwisten
half-half half
hamak hangmat
hand 1 hand 2 arm (deel als aanduiding voor geheel) 3 tros (bananen)
handbezem en vuilnisschep set schoonmaakgereedschap
handbezem stoffer
handicraft (E) 1 met de hand vervaardigen van (kunst)voorwerpen 2 met de hand vervaardigd (kunst)voorwerp
handje lenen handje helpen
handknie elleboog
handlanger assistent
handnaald naald
handruiker boeket
handtammig overal met de handen aan zitten
hangmateren in een hangmat liggen
hardgrondige dank hartelijke dank
hardhorig ongehoorzaam
hatelijk erg(erlijk), naar, grof
haternij nijd
headphone (E) koptelefoon
hebi (ST) 1 moeilijk op te lossen probleem 2 negatieve entiteit (winti)
hemd overhemd
hendel deurknop
heppie hebzuchtig
heriheri eenpansgerecht van bakkeljauw, cassave, zoete aardappel, bakbanaan en ei
herkennen erkennen (van buitenechtelijk kind)
hernhutter begrafenis karige maaltijd
heugen (zich) herinneren (zich)
highway (E) snelweg
hipsie hip
hobbelen schommelen met schommelstoel
hobbelstoel schommelstoel
hobby (E) hartstocht
hoedje condoom
hoeree (E) hoera
hoge-neuten-huis huis op etagehoge palen
Holi-Phagwa(feest) (SH) hindoeïstisch feest
hoofd hoofd, ‘je maakt me hoofd moe’ (je zeurt, ik word moe van je)
hoofdakteopleiding opleiding tot de hoofdakte
hoofdkapitein hoofd van een marrondorp
hoofdlozing belangrijke ontwateringsweg
hoog hard (van radio of tv-geluid)
hoogbouw flat
hoorn claxon
hoos (E) slang (installatie)
horloge klok
hospitaal ziekenhuis
hospitaliseren in ziekenhuis opnemen
hossel tijdelijke bijverdienste, betaald klusje
hosselaar 1 losse werkman 2 scharrelaar
hosselen 1 zich inspannen, zijn best doen 2 tijdelijke klusjes doen
hosselwerk los werk
hotsaus pittige saus van gemalen peper
houden bewaren
houtluis termiet
houtmolen houtzagerij
houtplantage, -tuin houtbedrijf
houwer lang kapmes, machete
huisje spelen vadertje-en-moedertje spelen
huismensen huisgenoten
huller pulper
hyster vorkheftruck (naar het merk Hyster)
ice cream (E) ijsje
ijsappel appel uit Europa (gekoeld transport)
ijsbox koelbox
ijskast koelkast
ijswater ijskoud drinkwater, vaak met blokjes ijs erin
in cas van (E) in geval van
in één hit (E) onmiddellijk
in-de-bil (idb) string
inborst aard, karakter
Indiaanse bacove niet voor directe consumptie geschikte bacove met een lichtrode schil
influenza 1 griep 2 verkoudheid
ingipipa 1 hoge boom 2 hout van de ingipipa
inheemse indiaan
inklaarder douanebeambte die goederen inklaart
inkomen 1 bijspringen, helpen 2 betalen, ‘de banken zullen wel inkomen met geld voor salarissen’ 3 geld inzetten bij dobbelen of kaarten
inleggen marineren
inneemsluis sluis
instede in plaats van
investatie investering
jaardag verjaardag
jack (E) autokrik
jammer ellende, verdriet
Jantje Nederlandse soldaat
jaran kepang (J) Javaanse dans
jawel ja
jere (ST) 1 horen, luisteren 2 (tussenwerpsel) hoor!, ‘op tijd thuis zijn, jerre!’
jeuken kriebelen
jo jij, jou
job(papier) sigarettenvloeitje (naar het merk Job)
jockey mannenonderbroek (naar het merk Jockey)
jonko 1 joint, stickie 2 wiet, hasj
joost knikker
jorka geest, spook (winti)
jowka knikker
jubel schoen van jubelleer
jurator notaris
kaaimansaté saté van kaaiman
kabaai (M) 1 wit linnen jasje 2 pyjamajasje
kabbes eetbaar palmhart
kabesa (Sp) 1 hoofd 2 hersens
kabula 1 muziekstijl 2 erotische dans
kaisoi 1 kaisoiplant 2 losse bladkool
kajakaja (ST) verward haar
kajakaja kip (ST) soort kip met op de kop rechtopstaande veertjes
kajal, kadjel (SH) kohl, soort eyeliner
kakibruku (ST) broek van kakistof
kaksi (ST) strijdlustig, kattig
kallakee sticker, plakplaatje
kamer slaapkamer
kamerplicht huwelijksplicht (seksueel)
kamikami Zuid-Amerikaanse vogel
kamisa (ST) traditionele lendendoek
kamp dorp
kamp(je) hut
kan 1 beker, kroes, mok 2 conservenblik 3 liter
kandratiki 1 slanke, zilvergrijze zeevis 2 kandratiki als voedsel
kaneelappel 1 kaneelappelboom 2 verzamelvrucht van de kaneelappelboom
kankantri (ST) kapokboom
kans risico
kansel preekstoel
kantongerecht kantonrechtbank
kapa (ST) 1 wijde pan zonder deksel) 2 schaal
kapitein dorpshoofd
kapmes hakmes, vleesmes
kappen iemand slaan, iemand snijden, ‘de dief kapte de winkelier’
kaptablet hoofdpijntablet (CAP-tablet, cafeïne, aspirine, phenacetine)
kapucijner erwt
kapwond snijwond
karbeel schoorbalk, steunbalk
karel(ball)en kaatsenballen
karpet linoleum
karu (ST) maïs
kaseko (ST) creoolse dansmuziek
kasgeld onderlinge spaarkas
kasiri drank van cassave
kasmoni (ST) onderlinge spaarkas
kasripo stroopachtig, ingedikt sap van de bittere cassave (lijkt op sojasaus)
kasteleren castreren
kaster ranzig
kasteren ranzig worden
kasyu (ST) 1 cashewnoot 2 boom 3 schijnvrucht van de boom
katoen watten
kawai bruin zaad van een bepaalde liaansoort
kawina 1 cilindrische trommel 2 creoolse dansmuziek 3 creoolse dansstijl
kawinaband band die kawinamuziek speelt
keen (ST) suikerriet
keksi (ST) luchtige bruine eiercake met rum en rozijnen
kel, kil kerel, vent
kep politieagent
keperdak schilddak
kepkepi (ST) pad, paadje
kerkbel kerkklok
kerosineolie petroleum
kerstbel kerstbal
Ketikoti (ST) feestdag afschaffing van de slavernij (gebroken ketenen)
ketting geven klok opwinden
keukendoek 1 handdoek 2 theedoek
keukentissue keukenrol
kiesregeling regeling m.b.t. kieswet en kiesbesluit
kinderwagen wandelwagen
kino (D) 1 film 2 bioscoop
kios(k) bar
kip kippenvlees
kippenborst kipfilet
kippenbout 1 kippenpoot, drumstick 2 kippenbout
kippenboutje kippenpoot, drumstick
kippenpoot kippenvoet
klaar 1 niet meer voorhanden, op, ‘de suiker is klaar’ 2 afgelopen, opgehouden
klappen (iemand) slaan
klarun 1 groene bladgroente 2 plant die gegeten wordt
klassiek traditioneel
klein bazuinkoor bazuinkoor dat alleen uit enkele blazers bestaat
klein(tj)e 1 jong 2 plas (urine)
kleine behoefte doen plassen
kleine tong huig
kleinen plassen, druppelen
kleingeld wisselgeld
kleinlandbouw landbouw op kleine schaal
kleinlandbouwer kleine boer
kleinzerig 1 kleingeestig 2 lichtgeraakt
klem tetanus
klep klepkooi (om dieren te vangen)
klerk 1 verkoper 2 winkelbediende
kletsen 1 onzin praten 2 prutsen 3 vervelen
kleurenslide (E) kleurendia
kliniek praktijkafdeling van arts
klinkzand opvulzand
klokkenspel beiaard
kloppen 1 in de handen klappen 2 masturberen door man
kluwen klos
knapkop 1 iemand met een knap gezicht 2 iemand die intelligent is
knippa 1 ronde of ovale vrucht 2 tropische boom
knippaboom tropische boom
knoflookpitje teentje knoflook
koba (ST) kom
koe koeienvlees
koe van zondag onwetend persoon, ‘er net zoveel van weten als een koe van zondag’ (er niets van weten)
koejake toekan
koekblik koektrommel
koelie (denigrerend, scheldwoord) Indiër
koeliecola gramoxon (bestrijdingsmiddel waarmee door Hindoestanen zelfmoord wordt gepleegd)
koep 1 ruimte achter trap 2 zolder, vliering 3 dakkapel
koeswe 1 orleaanboom 2 rode kleurstof
kof (ST) omslag aan broekspijp
koffiemat (ST) stampblok, vijzel
koffiestaat koffieplantage
kofimama boom met brede kroon
koi (ST) opvulkussentje onder koto
koker putje (op straat)
kokkie (E) peuk
kokolampu (ST) blikken olielamp
kokosdistrict bijnaam van Coronie
kolken 1 overhalen tot 2 mooier voorstellen dan het is
komen op afkomen op
kompas (E) grenslijn
kompasiman (ST) gids
kompe (ST) (boezem)vriendin
kondo condoom
kondre (ST) dorp, plaats, streek waarvan met vandaan komt
kondreman (ST) landgenoot
koni (ST) slim, gewiekst
konkelaar 1 kwaadspreker 2 roddelaar 2 verrader
konkelarij 1 kwaadsprekerij 2 geroddel 3 verraad
konkelen 1 kwaadspreken 2 roddelen 3 verraden
konverjarie (ST) kermis (samentrekking van knownoe (koning[in]) en verjarie (verjaardag)
kookschool huishoudschool
koolpot pot waarin houtskool gestookt wordt
kopiekoform precies, nauwkeurig (bij gelijkenis)
koppig eigenwijs
koppigheid eigenwijsheid
koproprin (ST) malariamug
kopspeld speld
koren (E) maïs(kolf)
korenbrood (E) suikerbroodje van maïsmeel
korenkoek (E) maïskoek
korenmeel (E) maïsmeel
korenpap (E) maïsmeelpap
korenspier (E) maïskolf
korjaal boomstamkano voortbewogen met peddels of buitenboordmotor
korte bezem stoffer
kostgeld huishoudgeld
kostgrond moestuin
kotkoti groot, rechtvleugelig insect
koto (ST) (rok van) Creoolse kledingdracht
kotomisi (ST) 1 Creoolse klederdracht 2 vrouw in koto 3 sierplant
kotoshow (ST) modeshow met Creoolse kledingdracht
kous sok
kousenband (SN) lange bonensoort
krab kras
krabbejas schurft
krabben 1 krassen 2 plagen
krabbenmentaliteit zelf weinig presteren en het een ander niet gunnen om het beter te doen
krabiet, kabriet soort geit
krabita-anu (ST) slechte handen
krabita-anu hebben (ST) 1 slechte handen hebben bij het knippen van haar 2 alles wat men aanpakt doen mislukken
krafana (ST) houten val voor het vangen van dieren
krak (ST) gaffelvormige stok om iets te stutten
kraken 1 aanmoedigen 2 duimen, ‘laten we kraken dat hij gevonden wordt’
kraker aanhanger, supporter
krakken (ST) stutten met een gaffelvormige stok
kramerijen 1 lapjes 2 band 3 garen
kranen water tappen
krank ziek
krankbed ziekbed
krankzinnig geestesziek
krapa tropische boom
krapaolie olie gewonnen uit krapa
krapé (ST) soepschildpad
krapé-ei (ST) ei van soepschildpad
kras 1 kwaad, agressief 2 wild, onstuimig 3 sterk, krachtig, streng, slagvaardig 4 opdringerig 5 scherp van smaak 6 geil
kraskrasi (ST) 1 eczeem 2 schurft
krassen jeuken
krawkraw 1 chips, meestal van cassave of banaan 2 grijsbruine vogel
kreek (E) 1 beek 2 kleine rivier
krekschoon brandschoon, kraakhelder
krepsi (ST) uitvaartleider
kreunen klagen
kribbig hangerig
krinskin (ST) geluk, gelukkig toeval
krobiya vis
kroebaal 1 breekijzer, koevoet 2 hefboom
kroeketeren oneerlijk zijn
kroes kroeshaar
krofaja (ST) houtskool
kroi magisch middel, magische kracht
kroien iemand met een kroi bewerken
kromanti 1 luchtgod(en) in de wintireligie 2 geheime taal in de wintireligie
kromweg gewoonweg
krontobana (ST) gerecht van bananen en varkensvlees
krop (E) oogst
kropina (ST) geheimtaal
krullotenziekte ziekte bij cacaoplanten
krutu (ST) 1 vergadering, beraadslaging (inheemse notabelen) 2 twistgesprek, ruzie
krutu-oso (ST) dorpshuis
kubi (ST) zilverkleurig vis
kubiston (ST) kalksteen uit het evenwichtsorgaan van een kubi dat wordt verwerkt in sieraden
kudzu geneeskrachtige klimplant
kuieren wandelen
kuilgraver doodgraver, grafdelver
kula(stok) (J) vaarboom
kulaman (J) bootsman die vaarboom hanteert
kumbu 1 blauwzwarte, ronde vrucht 2 drank bereid uit kumbu’s 3 kumbupalm
kumbudrank drank bereid uit kumbu’s
kunnen met opgewassen zijn tegen, ‘ik kan niet met jou’ (ik kan niet tegen jou op)
kupari (ST) 1 teek 2 parasiet (fig.)
kurkuru (ST) gevlochten, rieten mand
kutai slanke, rolronde brakwatervis
kwak 1 voedsel uit geroosterde korrels cassavemeel 2 moe, uitgeput
kwasibita 1 kleine boom in Suriname 2 geneeskrachtig, bitter hout
kwatta(aap) zwarte slingeraap
kweekje, kweekkind pleegkind
kweekmoeder pleegmoeder
kweekvader pleegvader
kweken 1 fokken 2 verbouwen van gewas 3 grootbrengen van kind
kwieneren dwarsbomen
kwiensen (ST) 1 drukken 2 knijpen 3 uitpersen (van vrucht)
kwikwi vis
Kwinti 1 volk in Suriname 2 iemand die behoort tot de Kwinti 3 taal van de Kwinti
laag zacht (van geluid)
labaria bruine of groene gifslang
lams lamsvlees
landbouwer boer
landing aanlegplaats
landsdienaar ambtenaar
landvoogd gouverneur
langen aanreiken
langste vinger middelvinger
lanti (ST) overheid
lappen repareren
lastdrager bagagedrager
lastig opdringerig
lat liniaal, meetlat
laten 1 achterwege laten, nalaten 2 verlaten, ‘die vrouw laat haar kinderen’ (die vrouw laat haar kinderen achter)
laten halen importeren
laterzaak 1 aangelegenheid van latere zorg 2 van latere zorg
laxans laxeermiddel
lbgo lager beroepsgericht onderwijs
leba (ST) 1 geest uit de wintireligie 2 gek persoon (als door een geest bezeten)
leenhuis bank van lening, pandhuis
leerschool lagere school
leesblad bladwijzer, boekenlegger
legstrand strand waar reptielen eieren leggen
leiding afwateringskanaal, wetering
lekke pijp gonorroe bij man
lekkers snoeperij, eten, geld, ‘heb je wat lekkers voor me?’
lellebel sufferd
lemmetje (E) 1 limoen 2 limoenboom
lemmetjeboom limoenboom
leren onderwijzen
leriman (ST) zendeling
les eten spijbelen
letterhout 1 hard hout met zwarte aderen 2 loofboom uit de moerbeifamilie
leven samenwonen (met)
levenswater infusievloeistof
lichten geld opnemen bij de bank
lichtmotor aggregaat
ligdagtarief tarief van een dag ziekenhuis
lighter fluid (E) aanstekerbenzine
lijkbewasser iemand die lijken aflegt
lijken indruk proberen te maken, opscheppen, bluffen
lijkenwagen lijkwagen
lijkstaatsie begrafenisstoet
lijmpapier sigarettenvloeitje
lijnbushouder iemand met een particuliere lijnbus
lijnen uitlijnen van wielen
lika (ST) suikerstroop
likken 1 uitlikken 2 suikerstroop
lno lager nijverheidsonderwijs
loeps (E) lusje voor broekriem
loeren 1 in de gaten houden, observeren 2 opwachten
logeergebouw hotel
logologo aal
lokus (ST) Surinaams teakhout
lollipop (E) lolly
longtong (J) kleefrijst
lontai (ST) piment
loopstok wandelstok
loopwagen wandelwagen
loossluis afwateringssluis
loostrens afwateringssloot
lorha (SH) vijzelstamper (‘sil’ is de vijzelkom)
losse buik diarree
lostu (ST) sterke trek
lota 1 huidaandoening 2 witte vlek 3 koperen beker
lotusbloem tulp
lto lager technisch onderwijs
lui trekken zich uitrekken
luid hard, ‘zet de tv luider’
luis lieden
lukuman (ST) wintiziener
lullen kletsen, kwebbelen, leuteren
lusten accepteren (van personen), ‘hij is niet meer gelust’ (ze willen hem niet meer)
ma-e (J) oudere Javaans vrouw ofverkoopster, ook als aanspreektitel
maand hebben, haar ongesteld zijn
maand zijn, in haar ongesteld zijn
maatje vriendin
maatlint meetlint
maatschappij bedrijf, onderneming
madame-jeanette 1 gele peper 2 plant uit de nachtschadefamilie
mai (SH) oudere traditionele Hindostaanse vrouw
mail (E) post van overzee
maïzenakoekje koekje van maïzena, boter en suiker, versierd met suikermuisjes
maka (ST) 1 doorn 2 stekel (van plant of dier) 3 splinter
makaperi (ST) sieraan
makaslang (ST) giftige slang
maken baren, voortbrengen, verwekken (van een kind)
makokketje 1 kinderspel 2 liedje bij makokketje gezongen
maku (ST) malariamug
mall (E) groot winkelcentrum
mamio, mamjo (ST) lappendeken, -doek
mampier, mampiera zeer kleine bloedzuigende mug (knaasje, knut)
man (ST) man, vriend
mandir (SH) hindoetempel
mandoer (J) ploegbaas
manen ponyhaar
mangro (ST) mangrove
manja, manje 1 mangoboom 2 mango
manjaboom mangoboom
mannenfles fles gevuld met potentie verhogende kruiden die gemengd moeten worden met alcoholische drank
manspasi (ST) afschaffing van de slavernij (emancipatie)
mantel (regen)jas
maraka, malaka (Ca) rammelaar (holle kalebas met pitten of steentjes aan steel)
maripa 1 eivormige, bruine steenvrucht 2 maripaboom
maripaboom palmboom
maripaolie olie van de zaden van de maripapalm
markttas boodschappentas
markusa (Ca) passiebloem, passievrucht
maro militaire politie (van marechaussee)
marron binnenlandse afstammeling van gevluchte slaafgemaakten
mars (ST) achterste, kont, ‘eet me mars’ (je kan de pot op)
masala (SH) 1 geel, pikant kruidenmengsel 2 soort masala
masjid (J) moskee
maskaderen (ST) vernielen
massameeting grote politieke meeting
massen (ST) 1 verbrijzelen, vermorzelen 2 stampen 3 (grof) geslachtsgemeenschap hebben
masusa 1 plant uit de gemberfamilie 2 zwartpaarse bes van de masusa 3 kruid uit de bessen van de masusa
masusarijst eenpansgerecht met rijst
mat liggende balk of boomstam met gaten als vijzel
mata (Ca) massieve houten vijzel
matapi cassavepers
Matawai 1 marronvolk in Suriname 2 iemand die behoort tot de Matawai 3 taal van de Matawai
mati (ST) 1 vriendin 2 homoseksuele vriendin
matispel (ST) lesbisch verkeer
matjok (Ch) gezelschapsspel
matjoktafel (Ch) tafel voor matjok
mattie (ST) vriend
maulana (SH) korangeleerde
me mijn
medicijn pil
mef muf
mehndi (tattoo) (SH) hennatattoo
meidman vrouwenversierder
meisje vagina
melkpot melkkoker
mensen soortgenoten
mesjonge mal, gek
meteens meteen
microwave (E) magnetron
middenvoet geslachtsorgaan
milieuonderzoek antecedentenonderzoek
mira-udu mierenhout
missie (ST) juffrouw, mevrouw, dame (ook als aanspreektitel)
modderkap spatbord
mode maken opdoffen (zich)
modeboek modeblad
modist kleermaker
modiste kleermaakster
moederbank centrale bank
moedwillig bereidwillig, welwillend
moeilijken last veroorzaken
moeite maken je best doen, ‘maak moeite voor me’, ‘ik maak moeite’
Moengonees 1 iemand uit Moengo 2 van, uit, in Moengo e.d.
Moengonese vrouw uit Moengo
moetete grote, rechthoekige, open draagmand op de rug
mofinawan arme, hulpbehoevende
mofokoranti (ST) mondelinge verspreiding van nieuws en geruchten
moi boy (E) playboy
mokomoko tropische plant
moksaleisi (ST) eenpansgerecht van rijst, gekookt met water of kokosmelk, vlees of vis, al dan niet met bonen of andere groenten
moksimeti (ST) gerecht van gemengd vlees
molenhout zaaghout
mond mond, ‘je mond beeft niet?’ (hoe durf je ([het te zeggen], schaam je je niet?)
mondverlegen veel pratend
mondwassen tanden poetsen
moni geld
monkimonki (E, ST) doodskopaapje
monkimonkikers 1 Surinaamse kers 2 vrucht van de monkimonkikers
mooi oogje maken lief aankijken
mootje partje (van sinaasappel e.d.)
mopé pruimachtige vrucht
mora 1 loofboom 2 morahout
morsen verkwisten, verspillen, eten laten staan
morserij maken knoeien, morsen
morserij smeerlapperij, vuiligheid
mosterd piccalilly
mot knikker
motjo(meid) (ST) hoer
motor grader (E) wegen(schaaf)machine
motten motregenen
muffler (E) knalpot
mule (E) muilezel
multriplex multiplex
murmuren mopperen, tegensputteren
muskiet mug
muskietenkaars brandspiraal met insecticide
muskietenkleed klamboe
muts condoom
naar beneden stroomafwaarts
naar boven stroomopwaarts
naast ernaast
nachtpak pyjama
nachtwachter nachtwaker
naderen benaderen, wenden tot
nagri (ST) kruidnagels
nana (SH) opa, grootvader van moeders kant
nani (SH) oma, grootmoeder van moeders kant
nani(wagen) (SH) lijkkoets voor armen
napi eetbare, langwerpige wortelknol
natuurgetrouw gewoontegetrouw
nauta (SH) uitnodiging (traditioneel voor voor godsdienstige Hindoe-plechtigheid)
negerengels Surinaams, Sranan Tongo
nek hals, keel
nemen (een man of vrouw) trouwen
nene (ST) 1 grootmoeder 2 oppas 3 zoogmoeder
neusboter snot
neut paal onder een verhoogd huis
nice (E) mooi
Nickeriaan iemand uit Nickerie
Nickeriaans 1 van, uit, in Nickerie e.d. 2 taal in Nickerie 3 behorend tot de Nickeriaanse taal
Nickeriaanse vrouw uit Nickerie
niemboom altijdgroene boom met witte bloemen
niet thuis misplaatst, onbehoorlijk
nietjes remover (E) ontnieter
njawari (ST) schutnet
no (ST) nietwaar, toch ‘laat me voor je zetten, no’
noni 1 kleine, altijdgroene boom 2 grijze, vies smakende en ruikende vrucht
nonsens onzin
noordoostpassaat oostelijke wind
nugget schoensmeer (naar het merk Nugget)
nummerbewijs document dat dient als bewijs
obia (ST) 1 godheid, geest, positieve magische kracht 2 voorwerp met spirituele kracht (winti)
obia(man) (ST) wintipriester, medicijnman met magische kracht
occupant iemand die zich vestigt op grond van een ander
odo (ST) spreekwoord, gezegde
oeree (E) hoera
oesterboom mangrove
of of, alleen bij tegenstelling, zoals ‘ik ga naar de winkel, of ga jij?’
ogelijk mooi
okersoep soep van gesneden stukken oker
oksel(mouw)truitje 1 mouwloos armsgat 2 mouwloos hemd
okselborstrok T-shirt, truitje
okselmouw mouwloos
okselstick deostick
olie petroleum
oliesardien, oliesardine sardine in olie in blik
on-en-minvermogenkaart dokterskaart voor minder draagkrachtigen
onafhankelijkheidsdag 25 november
onbeschoft onbeleefd
onderborstrok hemd
onderlegger onderzetter (voor pan)
onderstand financiële ondersteuning van de overheid, bijstand
onderwaterhoutkap houtkap onder water in het stuwmeer
onderwerk 1 onderlichaam 2 geslachtsorgaan
onkan ondenkbaar, onbestaanbaar
ons belang landbouwproductenwinkel
ontbenen ontgraten
ontbieden oproepen, laten komen, ‘het slachtoffer is per ontboden ambulance afgevoerd’
ontheffen, uit zijn functie ontslaan, ‘hij is uit zijn functie als directeur ontheven’
ontpakken uitpakken, ‘pas ontpakt!’ (in reclame: net binnen!)
ontslagdecreet decreet m.b.t. ontslag
ontzield overleden, dood, levenloos
oogje werpen toezichthouden
oogmissie 1 medische missie 2 groep oogheelkundigen op oogmissie
op de lijn(en) in de prostitutie
op in, te (woonplaats)
op noten notenschrift
opbrengen grootbrengen, opvoeden (van kind)
opdonderen ontslaan
opduvelen wegwerken (van persoon)
openkap(auto) cabriolet
openmaken opendoen
openstoten openduwen
opfokken 1 belazeren 2 dwarsbomen
opgelaten opgelucht
opkloppen kloppen
opleggen opbergen
opmaaksel benodigdheden voor het versieren van kleding
opo oso (ST) open huis
oppassen dat ervoor waken
oppasser verpleger, ziekenverzorger
oproerig lawaaiig, rumoerig, luidruchtig
opstellingscommissie commissie die examenwerk opstelt
opwonende inwoner van een dorp
oranje 1 sinaasappelboom 2 sinaasappel
oranjeboom sinaasappelboom
orgeade (Fr) siroop of drank van fijngestampte, zoete en bittere amandelen en suiker
orhni (SH) lange, meestal witte en met kant versierde hoofddoek, die door Hindoestaanse vrouwen los over het hoofd en afhangend tot de heupen wordt gedragen
originees imitatie van Chinese makelij
ouma oma, grootmoeder
oupa opa, grootvader
out (E) uitgeschakeld bij spel
overgooi overgooier
overhaal, overhaul, overol (E, ST) onderhoudsbeurt van auto
overhalen, overollen (E, ST) reviseren van motor
oversteken overzetten met boot
overtrek overhaal, overtoom (om boot over land naar ander water te slepen)
overtrekpapier patroonpapier, raderpapier
owma oma, grootmoeder
owpa opa, grootvader
owrukuku (ST) 1 bruine of groene gifslang 2 uil
oxideren roesten
pa-e (J) oudere Javaans man of verkoper, ook als aanspreektitel
paarderij paardenspel
padie (J) rijst
pagara (ST) 1 duizendklapper (knalvuurwerk) 2 gelegenheid met vuurwerk
pagara-estafette bijeenkomst met pagara’s
pagarafestival festival met pagara’s
paiman (ST) offer
pajong (J) Indisch zonnescherm voor inheems hoofd
pajong-waaier (J) (denigrerend) jaknikker, hielenlikker (diegene die de pajong waaiert voor het inheemse hoofd)
pakira halsbandpekari (klein navelzwijn)
pakkertje tikkertje (kinderspel)
pakkum pakking
pakro (ST) slak(kenhuis)
paksoi, pak-choi (C) langbladige open Chinese kool met groene bladeren en witte bladstelen
palissade platte staak voor hut of omheining
palmiet(boom) palm
palulu plant met oranjerode bladeren
pampoen pompoen
pan 1 wijde pan zonder deksel 2 kookpan suikerfabriek 3 open visrijke vijver of plas
pandit (SH) 1 hindoepriester 2 geleerde hindoe
pandita vrouwelijke hindoegeestelijke
pangi (ST) traditionele omslagdoek van Marrons
pantje 1 vagina 2 schaamdoek, lendendoek (inheemsen)
pantjesgoed maandverband
papaja (ST) 1 gevlochten ligmat 2 zijplank verhoogde boord korjaal
papaslang, papasneki (ST) boa constrictor
par boiled (rijst) (E) snelkookrijst
para (ST) geheimtaal slaafgemaakten vermoedelijk ontstaan in Para
Paraan iemand uit Para
Paraans 1 van, uit, in Para e.d. 2 taal in Para
Paraanse vrouw uit Para
paraplupriem paraplubalein
parastataal bedrijf bedrijf in eigendom van de overheid
parastataal semioverheid
parel peddel van kano
parelen 1 peddelen 2 roeren
park (E) 1 parkeerlicht 2 stadslicht
parkiet papegaai
parking-brake (E) handrem
partij (E) kameraad, makker, vriend
parwa soort mangrove
parwabos bos met parwabomen
parwahoning honing van de parwaboom
pasje (ST) smal paadje
passagekantoor kantoor voor overtochten
passen op passen bij
pastifi spleet tussen voortanden
pata(pata), patapedo (Sp, ST) (gym)schoen
pataka roofvis met brede tanden
patat, patate, petat zoete aardappel,
patata(nia), petata(nia) Nederland
patatfriet friet, patat
patroonpapier overtrekpapier
peer gloeilamp
peetje 1 oude vrouw 2 oude man 3 peettante 4 peetoom 5 menstruatie
pegasse veen
pel (E) 1 kameraad, makker, vriend 2 vrijer
pemba(doti) (ST) witte klei, pijpaarde voor rituele doeleinden (winti)
pen 1 haarspeld 2 knijper 3 stal (voor vee)
pennemes zakmes
penning nummerplaat van auto of fiets
pepaja papaja
peper 1 peper 2 sambal 3 peperig (eten), ‘die nasi is peper’ 4 brandend heet (zon)
peperhuisje puntzakje van papier
pepiet, pepite (Sp) nugget (klopje ruw goud)
peprewatra (ST) dunne vissoep met pepers
perceel(land) afgegrensd stuk land
perceelkaart kadastrale kaart
periode, in der ongesteld zijn
persad (SH) zoet Hindoestaans gerecht
persen 1 drukken, knijpen, kneuzen 2 geslachtsgemeenschap hebben
pesi (ST) 1 erwt 2 peulvruchten
petjel (J) Javaans gerecht
petshop (E) dierenwinkel
petten (E) liefkozen, vrijen
pettum (E) lieveling
pg procureur-generaal
Phagwa(feest) hindoeïstisch feest, holifeest
pia(a)i(man) (Ca, ST) 1 medicijnman 2 priester 3 tovenaar
piaien (Ca, ST) 1 magie bedrijven 2 toveren
pièce (F) 1 rol stof 2 coupon stof
piek (E) plectrum
pieken (ST) uitzoeken
piepen (E) 1 gluren, spieden 2 rondneuzen
pieper (E) gluurder
pieren (ST) vertonen, ontbloten van lichaamsdeel
pierewiet blanke
pietje menstruatie
pikaks pikhouweel
pikolet wedstrijdzangvogel
pina 1 palmboom waaraan açaibessen groeien 2 pinabladeren als dakbedekking
pinablad blad van de pinapalm
pinadak dak gemaakt van pinabladeren
pinahut hut van pinabladeren
pinapalm palmboom waaraan açaibessen groeien
pinaren (ST) 1 tobben 2 tekortkomen
pindabanket pindakoekje
pinekiller (E) pijnstiller
pingo varkenachtig dier
pipi (ST) penis
pipit ruw goudklompje
piren (ST) piranha
pitje teentje knoflook
pitjel (J) Javaans gerecht
pjoko (ST) mee-eter, vetpuistje
placer (E) goudconsessiegebied
plak reep (chocolade)
plakken slijmen
plane (E) vliegtuig
plant (E) fabrieksterrein
plantage 1 plantage 2 houtbedrijf 3 dorp 4 binnenland, platteland
planten kweken, verbouwen
plantsoen plantgoed, pootgoed
plat 1 dun 2 ondiep (water)
plat eten klaplopen, parasiteren
platte buurt krottenwijk
pleier (E) combinatietang
pletten tegen elkaar aan staan
plunjes plunje
poclain graafmachine (naar het bedrijf Proclain)
podosiri 1 paarse vrucht van de pinapalm 2 drankje bereid uit de açaibes 3 pinapalm
podosiripalm palmboom waaraan açaibessen groeien
poedercacao cacaopoeder
poederkaneel kaneelpoeder
poedermelk melkpoeder
poederzeep zeeppoeder
poel (E) zetje, duwtje
poenie, poenta, poentje vagina
poets schoensmeer
poknak slecht, waardeloos
poku (ST) muziek
pola (grof) vagina
polakbeschuit dik toast (naar de firma Polak)
poli(kliniek) 1 praktijkafdeling van dokter 2 spreekuur van dokter
polis betalen premie betalen
politoeren lakken, vernissen
pols polshorloge
poltiek (E, ST) vaarboom
pom ovenschotel van geraspte tayer, kip en zout vlees
pommerak 1 tropische boom 2 vrucht van de pommerak
pommerakboom tropische boom
pompeja(water) 1 eau de cologne (naar het merk Pompeia) 2 ironisch voor onfrisse geur
pomtayer tropisch knolgewas gebruikt in pom
ponsjool (E) perforeertang
poort hek
pootjes baden pootjebaden
popjawa Javaanse popmuziek
popsicle waterijsje
popu populaire persoon
populair bekend
porknokker, porck-knocker (E) goudzoeker
portie maaltijd
portret trekken portretfoto maken
Portugees Sefardisch
posapparaat betaalapparaat in winkels voor pinpas
post balk, houten stijl van kozijn
posteren posten (brief e.d.)
pot pan met deksel
poti (ST) 1 arm 2 beklagenswaardig
potje conservenblikje
pottenschuur schuurspons, pannenspons
power-brake (E) rembekrachtiging
power-house (E) hoogspanningshuisje
power-steering (E) stuurbekrachtiging
poweren kracht geven
powisi zwarte vogel
praaien spelen (met kaarten e.d.)
prapi (CA, ST) grote indiaanse kom
prapistok (CA, ST) garde
prasaad (HS) zoet Hindoestaans gerecht
precair bedenkelijk, zorgelijk, ‘de toestand is precair’
precut woning (E) prefab woning
preektafel preekstoel
prei lente-ui
preiskoro peuterschool, kleuterschool
pressen (E) 1 persen (met strijkbout) 2 strekken (straighten) van haar
prieten (ST) 1 een pak slaag geven 2 geslachtsgemeenschap hebben
prijszetting prijs(vast)stelling
prikje inenting, vaccinatie
prikken (grof) geslachtsgemeenschap hebben
primaire weg weg van nationale betekenis op sociaal en economisch gebied
printabezem bezem van kokospalmnerven
prisma paperback, pocketboek (naar het merk Prisma)
prodowaka modeshow of optocht met meestal traditionele kleding
prop propvol
propeller schroef (van buitenboordmotor)
provisiehandel levensmiddelenhandel
provision levensmiddelen
prowagen patrouillewagen politie met mobilofoon (politie radio omroep)
puf scheet, wind
puffen scheet of wind laten
puja (HS) hindoegebedsdienst
punaisje punaise
puntbroodje zacht langwerpig broodje
purperhart 1 grote boom met paars hout 2 tropische paarse houtsoort
putty (E) stopverf
pyari (SH) lieveling
pyaw (Ch) Chinees gokspel
quaker oats havermout (naar het merk Quaker)
raaf papegaai
radicaal titel, diploma
rakhi (SH) Hindoestaanse wikkelarmband
rammelen slaan, een pak slaag geven (aan)
rampeneren vernielen, beschadigen
ramtahal 1 rum 2 borrel (van winkelier Ramtahal)
rasper rasp
rauw grof, ruw, ruig
raveel hulpbalk
ravijn dal
razor (E) scheermesje
recappen (E) autobanden van een nieuw loopvlak voorzien
record (E) grammofoonplaat
reeds al
reel (E) (werp)hengel
reelen (E) hengelen
refri (E) scheidsrechter
regelarij het regelen
regelen 1 inrichten (van huis e.d.) 2 opruimen
regelen iemand voortrekken, voor iemand iets regelen, familie of relatie helpen aan een baan
regenmantel regenjas
regentijd, grote eind april tot half augustus
regentijd, kleine begin december tot eind januari
regeren 1 stoeien 2 tekeergaan 3 tiranniseren 4 uitleven (zich)
remover (E) ontnieter
rennen trimmen
repman volwassen vogel
reshuffelen (E) samenstelling van het kabinet wijzigen
resida henna (heester)
reson (Sp) ukelele
ressortleider leider van een ressort
ressortraad hoogste orgaan van een ressort
ressortraadslid lid van een ressortraad
reukzeep toiletzeep
revolverponsjool (E) revolver(gaatjes)tang
richtig correct, juist
riem militair koppel
riet suikerriet
rieten (met een riet) slaan
rietkap suikerrietcampagne
rifle (E) geweer
rijden varen
rijstareaal land waarop rijst verbouwd wordt
rijstcooker (E) rijststomer
rikrakband zigzagband
rits schelprug, zandrug
rollen omdraaien
rolstocking (E) kort sokje (voor dames en kinderen) dat kan worden opgerold
romein nemen positie kiezen
rommels rommel
ronde schijf schenkelvlees
ronde snijboon sperzieboon
roodborstjemanja kleine rode mango
roosjes roos (in het haar)
rooskaneel pijpkaneel
roosten roosteren
rossen 1 een pak slaag geven (aan) 2 verkrachten
roti (SH) Hindostaans gerecht met platbrood, aardappelen, kousenband en kip
rotishop shop waar roti verkocht wordt
rouwadvertentie overlijdensbericht
rouwbericht overlijdensbericht
rowti zangvogel met roodbruine borst
rozengeest rozenessence
rozet rollet
ruiker bos bloemen, boeket
ruilen ruien
rumblestrip (E) geribbeld vlak op de weg
rund 1 koe 2 rundvlees
rustig, rustig goed, prima, ‘hoe gaat het met u?’ ‘rustig, rustig’
ruwe soda soda
saaien (E) ontwijken
safety razor (E) veiligheidsscheermes
san (ST) wat?, nee maar!
sangrafu kruidachtige plant
saoto(soep) (J) pittige Javaanse soep
sap 1 vruchtensap 2 grapefruitsap
sapakara grote kleurige hagedis
sapotille tropische boom
sarasara (ST) garnaal
sarasaragras (ST) slijkgras
sardien sardientjes
savanne weide
savannehert groot hert
sawpaw (Ch) Chinees plat broodje
schaafijs ijs van blok geschaafd met limonade
schaalverdeling naaistermaatje
schaften lunchen door werknemers
schamen (zich) verlegen zijn
schandaal 1 herrie, lawaai 2 ruzie
schande geven te schande maken
schavotteren terechtstellen
scheepsbed stapelbed
scheerblad scheermesje
schel bel
schellen bellen
schelprits schelprug
scheplepel opscheplepel
schijf stooflappen
schijnen flirten, verleiden 2 overhalen 3 misleiden
schikfoam (E) oase
schildpadbankje krukje
schoen (een paar) schoenen, ‘mijn zus heeft een nieuwe schoen gekocht’
schokkenbreker schokbreker
schokkendemper schokdemper
schokking stuip
schoolerf schoolplein
schoollat (bord)liniaal
schoonbroer zwager
schoppen 1 aanzetten tot 2 prikkelen
schoppend iets prikkelends
schotel schaal
schouderschudden schouders ophalen
schreeuwen 1 knarsen, piepen 2 standje geven, ‘de baas schreeuwt zijn bedienden’
schrijfboek schrift
schroef (ST) gewricht
schroefleest uitzetleest schoenmaker
schrotum schrootjes
schuilen verstoppen
schuin 1 grappig, markant 2 dubbelzinnig
schuine woorden grapjes, woordspeling
schuiven opschuiven, opzijgaan
schuldentrapper nietsnut
schuren homoseksueel verkeer tussen vrouwen
schurk spelen valsspelen
schuur schuurpapier
schuurmeid lesbienne
seatbelt (E) veiligheidsgordel
sebastopol lage zwarte schoen met strik (naar de Russische plaats Sebastopol)
seibord (E) buffetkast
sekseki (ST) 1 rammelaar 2 schudbus
seniorenburger oudere, bejaarde
servicestation (E) benzinepomp, -station
sherrywijn sherry
shift (E) 1 dienst (werkperiode) 2 werkploeg
shop (E) (reparatie)werkplaats
shot (E) borrel
shutter (E) blind (luik) 2 louvre
shutterboom vertikale aluminium strip die deel uitmaakt van een glazen shutterraam
sie(u)w (Ch) zoute Chinese ketjap
sil (SH) platte vijzelsteen, in moderne keuken vervangen door een vijzelkom (‘lorha’ is de vijzelstamper)
sinaassap sinaasappelsap
singel dakpan van hout
sister stortbak (van wc)
sito 1 met spoed 2 spoedgeval (medische wereld)
sjène 1 blunder, flater, mislukking 2 jammer
sjène slaan beschaamd staan
sjoeten (E) knikker werpen
sjoffel (E) schoffel
sjoffelen (E) schoffelen
skeer 1 geen knikkers meer bij knikkerspel 2 blut (zonder geld)
skiet politieagent
skiet, skiti sperma
skont (zeer grof) stommeling, schooier
slaan 1 stoten 2 (dodelijk) treffen, aan- of doodrijden, ‘de auto heeft mij geslagen’ 3 verdienen van geld 4 uitvaardigen, ‘de regering heeft een resolutie geslagen’
slaapbroek pyjamabroek
slaapjapon nachtjapon
slaapjurk 1 nachtgewaad voor vrouwen 2 kledingstuk voor baby’s
slaapkleren nachtgoed
slaappak pyjama
slabbe (E) schaalstuk
slablaadje sla
slag stoot
slangenhout 1 grote boom 2 hout
slecht(e droom) enge, nare droom
sleutel sleutelbos
slide dia
slijper puntenslijper
slijpmeel bruinmeel
slijsen (E) in plakjes snijden
slijsje plakje
slik trekje aan sigaret
slip 1 enveloppe, loonzakje 2 strookje papier
slok trekje aan sigaret
sma (ST) meisje
smal 1 slank 2 nauw (van kleding)
smatje (ST) meisje
smelteren smelten
smile (E) glimlach
smilen (E) glimlachen
smoeren 1 smoren 2 weken van wasgoed
snaps (D) borrel
snel gauw
snelloop hardloopwedstrijd
snoepgeld zakgeld
soda bakpoeder
sodawater spa rood
soela stroomversnelling
soep soepvlees
soepgroente selderij
soeur (F) non, zuster
sofa bank
soft (E) frisdrank
softfles (E) fles frisdrank
sok 1 sok, kous 2 goed, fijn 3 slecht
sooi (ST) saai
sopi borrel
soppel dronken
sound-truck (E) geluidswagen, omroepwagen
spaarpot vagina
span (ST) 1 spanning, druk, ‘no spang’ (maak je niet druk) 2 sexy
spanner (E) moersleutel, ringsleutel, steeksleutel
spare (E) reservewiel
spark (E) plug bougie
spatie afstand tussen plaatsen
specie (informeel) geld
spek geld
spel span trekdieren
spier maïskolf
spieren erectie hebben of krijgen
spijsolie slaolie
spinmager broodmager
spit(svork) spitvork
splitten (E) opstappen, weggaan
sponseren steunen
spookambtenaar ambtenaar die een salaris ontvangt maar nooit op het werk verschijnt
sport ontspanning, recreatie, vermaak
sporten uitgaan
spreiden 1 bed opmaken 2 hand ophouden
sprietje rietje
spring(hoog)water springvloed
springval eb
spugen ejaculeren
Sranan (Tongo) (ST) Surinaams
Srananman Surinamer
SRD 1 muntsoort Surinaamse dollar 2 bedrag in Surinaamse dollar
srefidensi (day) (ST) onafhankelijkheid(sdag)
staartzwaaien kwispelen
staatslogeergebouw eenvoudig hotel van de overheid
stad, de Paramaribo
stampu (ST) stevig
standplaats staanplaats
stang blok (ijs)
staten (de) parlement (het)
staveren 1 schudden (van kaarten) 2 vechten met vuisten
steakgehakt rundergehakt
steamen (E) hardlopen, rennen
steamer (E) stoomboot
stede plaats, ‘hier ter stede’ (hier ter plaatse) ‘in stede van’ (in plaats van)
steeg, steek landweg, straat
steken (zich) prikken (zich)
stelling (aanleg)steiger
stem geven waarschuwen
stepwiel reservewiel
sterke arm politie
stijlen (E) distilleren
stijler (E) distillateur
stijlerij distilleerderij
stikken 1 naaien, ‘de modiste heeft de scheur in mijn jurk gestikt’ 2 afslaan van een automotor
stille film stomme film
stinkvogel gier
stippelijk stipt, precies, punctueel
stof pus, etter
stokje draaien spijbelen
stomen stoven
stoof gascomfort, kookstel, petroleumstel
stoofvlees runderlappen
stoompot drukpan
stoorhuis opslagplaats, pakhuis
stootkar handkar
stopfles weckfles
stoten 1 duwen 2 schuiven
stow-away (E) verstekeling
straighten (E) strekken van haar
straks meteen
strandnet schutnet
strap(je) (E) schouderbandje
streep door het hoofd hebben getikt zijn
strekking traject van een weg tussen twee punten, weggedeelte
strijen strijden
strikjesverkoop collecte
strikjesverkoper collectant
strip (E) start- en landingsbaan
strooisel confetti
stroop limonadesiroop
strooppoeder limonadepoeder
structurenvergadering interne vergadering van een politieke partij
stuipen stuiptrekken
stuiten vastlopen
suikerbacove 1 kleine, zoete banaan 2 plant waaraan de suikerbacove groeit
suikergoed snoepgoed
suikerstaat suikerplantage
sukru (ST) suiker
sula (ST) stroomversnelling, waterval
swappen schrokken
switch (E) contactsleutel van auto
switsopi (ST) likeur
sympa sympathiek
t(s)jekken (E) controleren
taart cake
tabbetje (ST) eiland in rivier
tablet pil
tafeldoek tafelkleedje, tafellaken
tafia rum
tafra (ST) offermaaltijd (winti)
taki taki (ST) (denigrerend) Surinaams (Sranan Tongo), negerengels, geklets
tamarinde 1 tropische boom 2 bruine peulvrucht van de tamarindeboom
tamarindekoekje koekje bereid van tamarinde en suiker
tamarindestroop siroop van tamarinde
tanden pieren (ST) grijnzen (tanden ontbloten)
tandenschuier tandenborstel
tant tante
tanteren (ST) ergeren, treiteren
tape (E) plakband
tapijtslang boa constrictor
tapioca smaakloos zetmeelrijk ingrediënt van bewerkte en gedroogde cassavewortel
tara (ST) (kleef) gom
taratiki (ST) lijmstokje
tayer(blad) bladgroente
tazzagroep drumband, percussiegroep
teddybeer (E) knuffel
tegenstaander tegenstander
tegenwater tegenstroom
teil emmer
telmachine rekenmachine
telmaster (E) rekenmachine
tent 1 kajuit 2 stalletje
tentboot deels overdekte roeiboot
teptep, tiptip slipper
territoir grondgebied van de staat
testen controleren
tet snufje (zout e.d.)
tets test, toets
tetsen testen
tewerkstellen als werknemer aannemen, in dienst nemen
thans nu, tegenwoordig
thuisgaan thuiskomen
tiep speen (van koe)
tij vloed
tijd eten spijbelen
tijger jaguar, poema
timehri (Ca) rotstekening
timmeren gemeenschap hebben (met)
tip-tip (ST) eenvoudige slipper (vroeger met houten zool, geluidsnabootsing)
tjap hak, houw
tjapinder timmerman
tjappen kappen, schoffelen
tjekken (E) in het oog houden, opletten
tjikkere(tjikkere) dobbelen
tjoppen 1 aantikken 2 pikken (door vogel) 3 stelen 4 wegschieten (van een knikker) 5 gemeenschap hebben (met)
tjoren stelen
toast tosti
toch 1 immers 2 nietwaar (aan het einde van een zin, ter bevestiging)
todo (ST) pad (dier)
toekijken opletten, toezien
toenemen aankomen (in gewicht)
toescheidingsovereenkomst verdrag van Surinames onafhankelijkheid
toespijs broodbeleg
toeter claxon
tof 1 akelig, gevaarlijk, lastig, naar 2 prettig 3 stoer
toitoi (ST) penis
tollie (ST) penis
tomaten sardines sardines
tongo (ST) taal
tonka(boom) (div.) tonkaboom
toolbox (E) gereedschapskist
toon grote teen
toonhoed steek
topless (E) strapless, zonder schouderbandjes
topper topman of -vrouw van organisatie
tori (ST) verhaal, praatje
tori praten een informeel gesprek voeren
torque-wrench (E) momentsleutel
totaal gehavend total loss
totel (E) smoorverliefd
touwboot (E) sleepboot
track (E) rupsband
trainen (E) opleiden
training (E) opleiding
trainingsfiets (E) racefiets
transport eigendomsbewijs
trap (E) val (om te vangen)
trap ladder
trap(machine) trapnaaimachine
trapsgewijs opgeknipt haar
treef (ST) taboe op levensmiddelen
trekband bretel
trekken (zich) uitrekken (zich)
trekkoffie filterkoffie
trens (E) sloot, kanaal
triëren sorteren (van rijst)
trobbel (E) moeilijkheden
troefcall kaartspel
trom snaartrommel
trons trouwens
troostvol troostrijk
trots (dat) ondanks (dat)
trottoir zijberm
truck (E) vrachtwagen
truitje T-shirt
tuit 1 speen (op fles) 2 ventielslangetje (van bal)
tune up (E) servicebeurt van auto
tussenbeen penis
tutu 1 hoorn (van een dier) 2 trompet 3 toeter, claxon (van een auto)
twk(-gelden) salaris of pensioen dat met terugwerkende kracht wordt uitbetaald
tyasneti (ST) werpnet om vis te vangen
tyubun (ST) plons
tyuku(ST) steekpenning
tyurie (ST) mondgeluid van minachting of afkeuring
uitdeler krantenbezorger
uitgeknipt geknipt, geschikt
uitkraaien uitkramen (van woorden)
uitlandig 1 in het buitenland 2 op reis
uitlopen 1 overspel plegen, vreemdgaan 2 inlopen (van een schoen)
uitloper overspeler
uitmaken uitschakelen (van licht e.d.)
uitrijden weggaan met de auto, ‘we gaan zo uitrijden’
uitscheppen opscheppen (van eten)
uitstalkast etalage, vitrine
uitsterven afsterven
unleaded loodvrij(e benzine)
uren eten spijbelen
v-dak zadeldak
vakantiejobber (E) vakantiekracht
val stroomversnelling
valies koffer
vallen inzakken (van baksel)
vallen op komen op (naam, idee e.d.)
vanaf sedert
vanzelf uiteraard, vanzelfsprekend
varken varkensvlees
varkensgaas harmonicagaas
veer pont, veerboot
veger vlakgom
vel geld
veldezel stretcher, veldbed
vellen plukken, villen
ven ventilator
venster raam
verdonderen verbrassen (van geld)
verdwalen misleiden
veren stuiten (bal e.d.)
verfbom spuitbus met verf
verfijnen afwerken
verflauwen verleppen
vergunning tot het zetten tapvergunning
verhaalboek roman
verificatiecommissie kascommissie
verjari(e) (ST) verjaarsfeest
verjaring verjaardag
verkiezingsinkt inkt waarin iemand die stemt een vinger doopt om te kunnen controleren of er slechts eenmaal gestemd wordt
verkwalijken kwalijk nemen
verleden laatst, onlangs
verleppen verkleuren, verschieten (van textiel)
verlof vakantie
vermiezeld miezerig, zwak, ziekelijk
vermorsen verkwisten, verspillen, eten laten staan
verongelukken een ongeluk krijgen met of zonder dodelijke afloop
versbakken nieuwbakken
verschieten 1 uitsteken (deel van kledingstuk) 2 verleppen (vaal en oud worden van kleding)
verschonen 1 schoonmaken 2 geslachtsgemeenschap hebben
verstelbare sleutel Engelse sleutel
vervelen ergeren
vervelen van ergeren aan, verveeld worden door, genoeg hebben van
vervoerstoelage toelage voor arbeidsgerelateerde reiskosten
verwachtbaar zoals te verwachten is
verwilderd 1 onordelijk 2 ontuchtig, zedeloos 3 losgeslagen (persoon)
verzoeken smeken
verzweken ontwrichten, verrekken, verzwikken
vettewarier kruidenier
vettewarij kruidenierswaren
vibreren tremuleren op snaarinstrument
vide zie (verwijzing)
vies gemeen
viesterij viezigheid
vilt vilten hoed
vim schuurpoeder
vinden (ver)krijgen, bemachtigen
vinger teen
vingerhoed centiliter
vingerknobbel knokkel
viool streberig
viooldoos vioolkist
visgat visvijver
visitatiepost controlepost op smokkelwaar
visiteren bezoeken
vispan visvijver
visstand (E) viskraam
vlakgom gum
vlees ham
vleesbroodje saucijzenbroodje
vleesgroente peterselie
vleeswinkel slagerij
vliegenklapper vliegenmepper
vloten drijven
voet 1 voet 2 been (deel als aanduiding voor geheel) 3 vagina
voeteren lopen, te voet gaan
voetje wandelen ommetje maken
voetsteen 1 fundament 2 voetstuk 3 monument 4 steunpilaar
voj(-school) voortgezet onderwijs voor junioren
volet drijfnet
volwasmonteur
voor de sport liefhebberij
voorgaan voorkomen (van rechtszaak)
voorhuis huiskamer, woonkamer
voorloper uitvaartleider
voorlopig 1 nu, tegenwoordig 2 in het vervolg
voorspellen prognosticeren, budgetteren
voorstaander voorstander
voorwerker ploegbaas, voorman
voorzaal huiskamer, woonkamer
vos(-school) voortgezet onderwijs voor senioren
vp vicepresident
vrachten dragen
vrachter drager
vrenkelwater (ST) venkelwater
vriendinneschrift poëziealbum
vriendinschap vriendschap tussen vriendinnen
vriendje sufferd
vrijeren liefkozen
vrijerpartij vrijpartij
vrijpostig brutaal
vrijpostigheid brutaliteit
vuilnisbak, vuilnisrek verhoogd metalen rek voor huisvuil, zodat honden er niet bij kunnen
vuilsap onderloop (in suikerindustrie)
vuist geven stompen
vuurwerk siervuurwerk
waaien maaien
wachter bewaker
wakaman (ST) 1 (meestal jonge) man die zijn leven grotendeels op straat zwervend doorbrengt zonder duidelijke, legale bron van inkomsten 2 politieke overloper die dan eens met de ene en dan weer met de andere partij samenwerkt
walaba 1 Zuid-Amerikaanse boom 2 walabahout
walabapaal paal van walabahout
walapa 1 moerasvis 2 walapa als voedsel 3 groot mannelijk geslachtsdeel
walf (E) 1 klep 2 ventiel (van band)
walfelastiek (E) ventielslang
WAM-sticker verzekeringssticker op een voertuig
wandelen uitgaan, uitstapje maken
Wanicaan iemand uit Wanica
Wanicaans van, uit, in Wanica
Wanicaanse vrouw uit Wanica
warimbo 1 rietachtige plant 2 warimbo als vlechtmateriaal
warme vis gerookte vis
warrand(e), warrant, warring (E) giftbrief van grond
warung (J) Javaans eethuis of winkel
wasbak gootsteen, wastafel
washer (E) kraanleertje
wasklem, waspen (was)knijper
wassen 1 reinigen 2 een uitbrander geven 3 een pak slaag geven
wasuma (ST) wasplank, wasbord
water getij
waterbezwaar wateroverlast
waterkelder regenton
waterkip kaaiman
waternoot kokosnoot
waterwerk watermolen
watrakan (ST) waterkruik
Wayana 1 volk uit Suriname 2 iemand die behoort tot de Wayana 3 taal van de Wayana
wedstrijdvogel vogel die aan (fluit)wedstrijden meedoet
weer nog
wegbrengen meenemen
wegdokken wegduiken, voor onttrekken aan
wegdragen stelen, wegnemen
weghalen uittrekken (kleding, schoeisel)
weglozen wegstromen, wegvloeien
wegstrekking traject tussen twee punten, weggedeelte
weightliftingbond sportbond voor weightlifting (gewichtheffen)
weldadiger weldoener, liefdadiger
wentje (ST) meid
werk baan, ‘werkt u prettig!’ (werk ze!)
werkarm ondersteunende organisatie of afdeling
weten te kunnen
wetsdienaar politieagent
wetweti (ST) haarroos
wi(wi)ri (ST) marihuana
wied onkruid
wiel band
wijsje liedje
wijsmanboter roomboter (naar de firma H.J. Wijsman en zonen)
wijzen laten zien, ‘ik ga je wijzen’
winch (E) lier
windshield (E) voorruit van auto
winkelklerk verkoper, winkelbediende
winnen winnen van, overwinnen
winti (ST) 1 traditionele Afro-Surinaamse religie 2 natuurgeest
wintiprei wintiritueel met dans
wiper (E) ruitenwisser
wipplank wip
wipstoel schommelstoel
wisi (ST) (voorwerp van) zwarte magie
wisiman (ST) tovenaar
wit ongekleurd, doorzichtig (glas e.d.)
witboi waspoeder (naar het merk Witboi)
woestkwaad woedend
wonderblad vetplant met roodgele bloemen
wonderkaars sterretjes (vuurwerk)
wooiwooi (ST) markt
worm, wurm rups
worry (E) zorg
wrake(le)n mokken
wreeddadig onbarmhartig, wreed
wroko (ST) werk
wrokosani (ST) gereedschap
yaws tropische huidziekte (framboesia)
yorka (ST) geest
yorkatori (ST) verhaal over geesten
Z.E. zijne excellentie (de president)
zaagmolen houtzagerij
zaagsel 1 bezinksel 2 koffiedik 3 gepeupel
zaal (zit)kamer
zadeldak lessenaardak
zakken 1 naar beneden (laten) komen of gaan, (af)dalen 2 (laten) uitstappen 3 doen afnemen van geluid, zachter zetten of doen
zakspringen zaklopen
zalig wijlen
zandrits zandbank
zangvogelsport sport met zangvogels
zangzolder koorruimte
zeer wond
zegenwater wijwater
zetten 1 bereiden 2 maken 3 ergens in doen 4 opbergen 5 neerleggen 6 onderbrengen 7 opsmeren
zeven filteren van koffie
zeven-even-ambtenaar ambtenaar die zich ’s morgens om zeven uur op het werk meldt en daarna vertrekt om eigen werkzaamheden te doen
ziek (in het hoofd) gek
zijn bekomst hebben verzadigd zijn van eten
zijtand hoektand
zitje feestje
zoeken 1 achternalopen 2 halen 3 verleiden 4 vinden
zoentje (suiker)schuimpje
zoetolie (E) spijsolie, slaolie
zoetwaterneger in Suriname geboren slaafgemaakte (creolenneger)
zoomband stootband aan zoom
zout onaangenaam
zout zijn pech hebben
zoutvlees gezouten rundvlees
zoutvleesemmer emmer voor of met zoutvlees
zoutwaterneger uit Afrika aangevoerde slaafgemaakte
zucht (hebben in) zin (hebben in)
zuig kluif
zuiver inderdaad, juist, precies
zusterskind neef, nicht
zuurgoed tafelzuur
zuurwater frisdrank van citroen- of limoensap
zuurzak 1 vruchtboom (ook guanábana of guyabano) 2 grote vrucht 3 limonade van zuurzak
zuurzaksap 1 sap van de zuurzak 2 limonade van zuurzak
zwaai teleurstelling
zwageres, zwagerin schoonzus
zwamp (E) moeras
zwampbos (E) moerasbos
zwampig (E) moerassig
zwampvis (E) 1 moerasvis 2 moerasvis als voedsel
zwartgaren shag
zwelziekte beriberi
zwepen slaan
zwiebelzwamp (E) trilveen
zwierbol uitgaanstype
zwieren uitgaan