18 november 2022, leestijd 5 minuten
Surinamers maken zich zorgen over de alsmaar dalende waarde van hun nationale munt. Daar helpt geen moedertje lief aan, ook de moederbank niet. Haar verwoede pogingen om met hoogrentende deposito’s de geldmarkt af te romen, hebben niet het beoogde effect. Voor een euro of Amerikaanse dollar moet inmiddels meer dan SRD 30 worden neergeteld. Niemand begrijpt waarom de centrale bank, onder het juk van het IMF, de absurd hoge rente aan de banken blijft betalen. De verliezen voor de monetaire autoriteit lopen hoog op. Een presidentieel team, bestaande uit Glenn Gersie, Jim Bousaid en Stanley Raghoebarsing, zal zich buigen over deze openmarktoperaties. Dit team krijgt daar twee weken de tijd voor.
De druk op het presidentieel team is groot. Elke hulp is welkom. Laten we hen enkele handreikingen doen en voorkomen dat zij overbodige theoretische beschouwingen ten tonele voeren. Die vergissing maakte de centrale bank al in het laatste van een serie memo’s over ‘Het wisselkoersvraagstuk’. Daarin wordt gefilosofeerd over allerlei modellen en monetaire instrumenten, die weliswaar werken in een stabiele economie, maar niet in de financieel-economische en monetaire chaos waarin Suriname is beland. Dan moet je terug naar de basis, de financiële positie van de centrale bank, het fundament waarop het vertrouwen in de nationale munt is gebaseerd.
De Centrale Bank van Suriname heeft volgens de Bankwet onder meer als taken het bevorderen van de stabiliteit in de waarde van de geldeenheid en het verzorgen van de geldsomloop in bankbiljetten. De missie van de centrale bank is afgeleid van de taakstelling en luidt als volgt: Het bevorderen van monetaire en financiële stabiliteit in Suriname ter stimulering van de nationale sociaaleconomische ontwikkeling. Vertrouwen in de nationale munt, de Surinaamse dollar, is dus eerst en vooral gestoeld op vertrouwen in de centrale bank. Vergeet de rest. Laten we daarom wat beter kijken naar de financiële positie van de centrale bank.
In een ‘analyse’ van 17 oktober 2022, werpt Wilfred Leeuwin in De Ware Tijd zich op als pleitbezorger van de banktoppers die tot gevangenisstraffen werden veroordeeld voor de malversaties bij de centrale bank. Wat gebeurd is zou te herleiden zijn uit beleidskeuzes van regeringen, die zijn vastgelegd in wetgeving en geformaliseerd en bekrachtigd door het parlement. ‘Een enkele keer hebben betrokkenen zelfs complimenten gekregen voor bepaalde initiatieven, dus wat kunnen zij nu fout hebben gedaan’, lijkt Leeuwin zich af te vragen. De centrale bank heeft in 2019 zelfs SRD 38 miljoen winst gemaakt. Waar hebben we het over?
We hebben het over de volgende malversaties waarvoor betrokkenen zijn veroordeeld.
- Miljarden SRD aan blanco kredietverlening aan de Staat (lees: monetaire financiering);
- Inschakeling van een adviseur door de centrale bank voor werkzaamheden voor de Staat;
- Uitbesteding van advieswerkzaamheden aan de onderneming van de toenmalig governor;
- Aankoop van goudroyalty’s van de Staat voor verhoging van de monetaire financiering;
- Aankoop van panden van de Staat die niet goed waren gewaardeerd of getaxeerd, niet alle eigendom waren van de Staat en bij betaling niet juridisch werden overgedragen.
Kortgeleden veroordeelde de ondernemingsrechtbank in Brussel het betrokken adviesbureau tot terugbetaling van ruim € 2,5 miljoen aan de Centrale Bank van Suriname. Volgens de rechtbank zijn de overeenkomsten met de centrale bank gesloten ‘met de bedoeling een strafbare toestand in stand te houden’. De toenmalige governor en minister van Financiën waren in 2019 betrokken bij de overheveling van de kasreserves van de banken in vreemde valuta naar de centrale bank en het misbruik hiervan voor oneigenlijke doelen. We herinneren ons de ‘aardappelen en uien’. De analyse van Leeuwin stipt het positieve resultaat van de centrale bank van SRD 38 miljoen over 2019 aan, maar laat de resultaten over andere jaren buiten beschouwing. Ik som deze voor de duidelijkheid op.
Boekjaar | SRD 1 milj. |
2015 verlies | -256,3 |
2016 verlies | -592,5 |
2017 verlies | -126,4 |
2018 winst | 67,5 |
2019 winst | 37,7 |
2020 (ongecontroleerd) verlies | -1.926,1 |
2021 (ongecontroleerd) verlies | -2.090,5 |
Het misbruik van de kasreserves en de open valutapositie die daardoor is ontstaan, is volgens het jaarverslag de belangrijkste oorzaak van de kolossale verliezen in 2020 en 2021. Ik kan mij niet herinneren dat de monetaire financiering, de inschakeling van de adviseur, de uitbesteding aan de onderneming van de toenmalig governor, de aankoop van goudroyalty’s, de aankoop van de panden en het misbruik van de kasreserves, beleidskeuzes van regeringen waren, die zijn vastgelegd in wetgeving en geformaliseerd en bekrachtigd door het parlement.
Hoe staat de centrale bank er nu voor? De jaarverslagen over 2020 en 2021 zouden volgens afspraak met het IMF voor jaareinde 2022 worden gepubliceerd. Dat is nog niet gebeurd. Uit de weekbalansen van de centrale bank is weinig op te maken omdat de presentatie niet inzichtelijk is en de toelichting summier. Ik zal toch een poging wagen.
Het resultaat over 2022 zal naar verwachting tegenvallen door de hoge rente die aan de banken wordt betaald. Tot medio september zou SRD 1,8 miljard rente over de deposito’s zijn vergoed, grotendeels in 2022. Omdat de open valutaposities uit hoofde van de kasreserves in 2022 waarschijnlijk niet of niet geheel teniet zijn gedaan, kan hieruit door de daling van de waarde van de SRD ook een verlies voortvloeien. Het is onbekend wat het resultaat over 2022 zal zijn, maar ik sluit een groot verlies niet uit.
Het eigen vermogen volgens de weekbalans per 11 november 2022 is, afgezien van de waarderingsverschillen goud en deviezen, gering positief. Dat is verrassend omdat de centrale bank na 2014 ruim SRD 5 miljard verlies leed. Deze verliezen zijn niet ten laste van de reserves gebracht. Ter bescherming van het eigen vermogen, zijn deze verliezen door het bestuur als vordering op de Staat opgenomen en ten dele verrekend. De vorderingen op de Staat lopen tot astronomische bedragen op. Alleen al de geconsolideerde vlottende Staatsschuld is op 11 november 2022 SRD 8,5 miljard.
Sommige analisten bekijken de posten op de weekbalans geïsoleerd en laten zich daardoor misleiden. De hoeveelheid goud van SRD 2,6 miljoen en de buitenlandse vorderingen en buitenlandse waarden van SRD 24,7 miljard, wekken de indruk dat de centrale bank over goede deviezenreserves beschikt. Dat is niet het geval want de buitenlandse vorderingen en buitenlandse waarden zijn voornamelijk gevoed door de kasreserves van de banken. De schuld in rekening-courant aan de banken bedraagt volgens de weekbalans alleen al SRD 24,0 miljard.
In afwachting van de recente jaarverslagen, mogen we concluderen dat de financiële positie van de centrale bank, als hoeder van de nationale munt, eind 2022 allerbelabberdst is. De cumulatieve verliezen die niet ten laste van de reserves konden worden gebracht, waren eind 2021 al ruim SRD 5 miljard. Het resultaat over 2022 zou door de hoge rentebetalingen ook een fors verlies kunnen zijn. De verliezen worden als vordering op de Staat opgenomen, grotendeels op lange termijn omdat Suriname met junk-status deze bedragen voorlopig niet kan betalen. De centrale bank bestaat nog bij gratie van de kasreserves van de banken, die deels voor oneigenlijke doelen zijn aangewend. Het is duidelijk dat dit geen goede basis vormt voor vertrouwen in de Surinaamse dollar. Dit is monetair drijfzand.
Mijn advies aan het presidentieel team is om even alle hoogdravende monetaire theorieën aan de kant te schuiven. Laat de centrale bank onmiddellijk stoppen met de dure deposito’s omdat hiermee het doel niet wordt bereikt. Richt je op de basis, de financiële positie van de centrale bank en incasso van de vorderingen op de Staat. Het probleem zit niet of nauwelijks in de monetaire omgeving maar primair bij de ontstellend zwakke financiële positie van de centrale bank zelf. Probeer deze zo spoedig mogelijk te herstellen, eventueel met opbrengsten uit privatisering van parastatale bedrijven, financiering door het IMF of leningen van de Staat zodra daartoe weer de mogelijkheid bestaat.
Gepubliceerd in De West