‘Ik heb toch niets gestolen?’

Fraudesmoesjes

7 maart 2024, leestijd 4 minuten

De juridische procedures over malversaties bij de Centrale Bank van Suriname slepen zich eindeloos voort. Betrokkenen bepleiten hun onschuld omdat zij er zelf niet beter van geworden zouden zijn. ‘Ik heb toch niets gestolen?’ Dat is, afgezien van interpretatie van specifieke wetsbepalingen, irrelevant voor de schuldvraag. Het is voorts een hardnekkig misverstand dat alleen sprake zou zijn van fraude wanneer iemand met een malversatie zijn eigen portemonnee spekt. Er kan ook sprake zijn van fraude zonder materieel gewin (geld of goederen) voor de dader. De motivatie voor de dader is dan het verkrijgen van een immaterieel voordeel. Ook andere argumenten die de veroordeelden aanvoerden voor hun onschuld lijken niet altijd ter zake doende.

Black’s Law Dictionary, het meest gebruikte juridische woordenboek in de Verenigde Staten, definieert fraude, vrij vertaald, als alle veelsoortige manieren die het menselijk vernuft kan bedenken, en waartoe het ene individu zijn toevlucht neemt om voordeel te behalen ten opzichte van een ander, door valse voorstelling van zaken of verhulling van de waarheid. Het omvat alle verrassingen, trucjes, sluwheid of huichelarij, en elke oneerlijke wijze waardoor een ander wordt bedrogen. Volgens de Association of Certified Fraud Examiners (ACFE) omvat fraude kort gezegd elke opzettelijke of doelbewuste handeling om iemand anders eigendommen of geld te ontnemen door middel van list, bedrog of andere oneerlijke handelswijzen.

De ACFE onderkent de volgende belangrijkste categorieën van fraude (ook wel witteboordencriminaliteit genoemd): frauduleuze of nalatige verkeerde voorstelling van materiële feiten, verhullen van materiële feiten, omkoping, illegale fooi, economische afpersing, belangenconflicten, vervalsing, diefstal, contractbreuk, schending van de fiduciaire plicht, grove nalatigheid, samenzwering, belemmering van de rechtsgang, meineed, en valse claims en verklaringen aan overheidsinstanties. Dat is een breed spectrum. Waarom frauderen mensen? Volgens de fraudedriehoek van criminoloog Donald Cressey liggen drie factoren aan de basis van frauduleus handelen: motivatie (financieel voordeel of ander persoonlijk gewin), rationalisatie (goedpraten van het gedrag) en gelegenheid (zijn de omstandigheden ernaar en is iemand bekwaam om het te doen). 

Wanneer de governor van de Centrale Bank van Suriname (CBvS) zonder goede aanbestedingsprocedure werkzaamheden laat uitvoeren door een adviesorganisatie van een zakenpartner waar hij een belang bij heeft, is sprake van een belangenconflict, één van de hiervoor genoemde mogelijke fraudes. De potentieel benadeelde partij is de CBvS, die misschien teveel betaalt voor de werkzaamheden en mogelijk geen onafhankelijk advies krijgt. De motivatie is het (indirecte) financiële voordeel dat wordt behaald door omzet en winst van de adviesorganisatie en het immateriële voordeel dat de governor hiermee in een goed blaadje komt bij zijn zakenpartner. De (onterechte) rationalisatie is dat dit de goedkoopste oplossing was. Ook het argument dat de wet dit niet verbiedt is ongepast. Niet alles wat ontoelaatbaar is, is door een wet verboden. Er zijn ook ongeschreven regels. Kennis van wet- en regelgeving, corporate governance codes en gedrags- en beroepsregels van registeraccountants had betrokkene op andere gedachten moeten brengen. De governor was in de gelegenheid om de werkzaamheden door deze organisatie te laten uitvoeren omdat hij als hoogst leidinggevende zonder tegenspraak een dergelijke opdracht kon verstrekken.

De motivatie voor een fraude is niet altijd het behalen van financieel voordeel. Soms is de reden van frauduleuze handelingen een combinatie van situationele druk op de persoon en de verwachting dat de fraude niet zal worden ontdekt. Wanneer de governor van de CBvS in strijd met de Bankwet instemt met de aankoop van panden van de overheid anders dan voor eigen gebruik, zonder goede taxaties en controle van eigendomsbewijzen, wordt in strijd met wet- en regelgeving gehandeld, één van de hiervoor genoemde mogelijke fraudes. De benadeelde partij is de CBvS, die panden aankoopt die zij niet mag aankopen, waarvan onbekend is wat de waarde is en wie de rechtmatige eigenaar was. De motivatie is het immateriële voordeel dat wordt behaald voor betrokkene, door medewerking te verlenen aan het verlichten van de financiële problemen van de overheid. Hij komt hiermee in een goed blaadje te staan van de president en de minister van Financiën. Dat geeft een fijn en ook wel machtig gevoel, meedoen met de grote jongens! De rationalisatie van de aankoop van de panden is enerzijds dat het voor een goed doel is, immers de overheid heeft geld nodig voor het arme volk, en anderzijds dat het de minister van Financiën was die hiertoe volgens de governor het voorstel deed. Dan kan de governor hieraan zijn medewerking toch niet onthouden? Dat betrokkene tijdens het doen van de betalingen uitlandig is, is met de moderne communicatiemiddelen natuurlijk geen geldig excuus. Hij blijft als hoogste baas eindverantwoordelijk. De governor was in de gelegenheid om te besluiten de panden aan te laten kopen omdat hij als leidinggevende zonder tegenspraak een dergelijke opdracht kon verstrekken.

In deze context wordt ook de grammofoonplaat ‘hoor- en wederhoor’ grijsgedraaid. Bijna iedereen die voor de rechter staat vindt dat onvoldoende hoor- en wederhoor is toegepast. Het is een cliché. Men bedoelt dan meestal het niet eens te zijn met de bevindingen en conclusies, waarop men graag een reactie had willen geven. Niet in alle situaties is hoor- en wederhoor noodzakelijk, niet elke beschuldiging kan door een verdachte worden weggepraat. Het meest absurde en lachwekkende argument tegen de verdenkingen is wel dat de CBvS in 2019 winst heeft geboekt en dat het IMF complimenteus was over het beleid van de CBvS. Dan kan de governor niet schuldig zijn!

‘Ik heb toch niets gestolen?’ Het klinkt alsof alleen dat een misdaad zou zijn. Al het andere lijkt daarmee geoorloofd. De drempel voor integer gedrag naar Surinaamse maatstaven ligt te laag. Er wordt volop gefraudeerd en gecorrumpeerd en weinigen hebben daar moeite mee, zelfs op hoog bestuurlijk niveau. Maar beschuldig niemand van fraude, want men is rap op de teentjes getrapt en dan sta je snel voor de rechter. Dat heeft Gerard van den Bergh aan den lijve ondervonden. De Nederlandse rechter heeft in kort geding de vorderingen van president Chan Santokhi en ondernemer Vijay Kirpalani afgewezen. Zij moeten de proceskosten betalen. Wanneer Suriname opgenomen wil worden in het adresboekje van de internationale zakenwereld, moet de maatlat voor integer gedrag en de aanpak van corruptiebestrijding naar een heel ander niveau.

Gepubliceerd in De West