Het wisselkoersdrama

17 november 2022, leestijd 5 minuten

De Centrale Bank van Suriname probeert de waarde van de Surinaamse dollar te ondersteunen door tegen hoge rente deposito’s aan te trekken van banken. De waarde van valuta wordt in belangrijke mate bepaald door vraag en aanbod. Door het creëren van extra vraag zou de waarde van de Surinaamse dollar moeten toenemen of tenminste niet verder moeten afnemen. Er wordt door deskundigen veel kritiek geuit op dit beleid. De rente voor deze deposito’s is de laatste tijd ruim 85% op jaarbasis. De rentelasten voor de centrale bank zijn enorm, de banken maken forse winsten, en het effect op de waarde van de Surinaamse dollar is verwaarloosbaar.

De centrale bank probeert regelmatig haar beleid, dat een vereiste is van het IMF voor het herstel van de economie, aan het grote publiek uit te leggen. Onder de kop ‘Het wisselkoersvraagstuk’ publiceerde zij 16 november weer een manmoedige poging daartoe. Helaas is het met jargon doorspekte stuk te ingewikkeld en te wollig geschreven voor de gemiddelde lezer. Bovendien deugen de argumenten en de redeneringen niet. Ik zal hierna trachten weer te geven wat de centrale bank bedoelt en waar de argumenten en redeneringen spaak lopen.

Suriname heeft lang geprobeerd om de waarde van de eigen munt kunstmatig te hoog vast te stellen. Dat leidt uiteindelijk tot een zwarte markt en ontwrichting van de financieel-economische en monetaire verhoudingen. Het IMF vereist terecht dat de koersen volledig vrij zijn en worden bepaald door vraag en aanbod. De centrale bank stelt de koersen daarom niet langer vast. De koersen die de centrale bank op haar website vermeldt zijn de gemiddelde koersen van transacties door banken en wisselkantoren. De centrale bank kan proberen de waardeontwikkeling van de Surinaamse dollar te beïnvloeden door zelf op de financiële markten transacties af te sluiten, zoals de eerdergenoemde deposito’s. Deze transacties worden openmarktoperaties genoemd.

De centrale bank licht toe dat zij zich niet primair richt op beïnvloeding van de waarde van de Surinaamse dollar maar vooral op de hoeveelheid geld in omloop. Dat is een goed uitgangspunt. Wanneer te veel Surinaams geld in omloop komt, is het aanbod groot en daalt de waarde. Dat leidt tot hoge koersen voor vreemde valuta. De centrale bank vergeet hierbij de hand in eigen boezem te steken. Door bevoorschotting van de Staat zijn veel grotere geldbedragen in omloop gebracht dan met de openmarktoperaties kunnen worden afgeroomd. Ik kom hier later op terug.

De centrale bank onderkent dat meer nodig is om de waarde van de munt te ondersteunen en pleit voor een ‘holistische benadering’, een clichématig modewoord. Dat leidt tot een theoretische beschouwing die interessant is voor de collegebanken van de Anton de Kom Universiteit, maar juist niet bijdraagt aan de conclusie dat de deposito’s als geïsoleerd instrument enige invloed hebben. Integendeel, dat hebben zij dus niet, wanneer niet tegelijkertijd de meer fundamentele financieel-economische en monetaire problemen worden aangepakt. De centrale bank handelt in strijd met het eigen pleidooi. Dan kun je er beter direct mee stoppen.

De centrale bank onderkent dat in Suriname geen sprake is van vrije objectieve waardebepaling van de munt op basis van alleen economische factoren. In welke mate de waarde wordt beïnvloed door (gebrek aan) vertrouwen, emoties, marktsentimenten of speculaties is niet bekend. Het is jammer dat de centrale bank daarmee niet tegelijkertijd inziet dat de effectiviteit van haar openmarktoperaties in geding komt. Deze zijn juist gebaseerd op de veronderstelling dat toename van de vraag bij vrije objectieve waardebepaling leidt tot opwaartse druk op de waarde, maar zo werkt het in Suriname niet. De dure deposito’s leiden slechts tot grote verliezen voor de centrale bank en evenzo grote winsten voor de banken.

De openmarktoperaties van de centrale bank tegen absurde rentes zijn symptoombestrijding. Het beoogde resultaat wordt hiermee niet bereikt. Bij de recente wekelijkse veilingen van deposito’s wordt telkens een paar honderd miljoen Surinaamse dollar uit de markt gehaald, grotendeels voor een week. Dat is een druppel op een gloeiende plaat. Uit de weekbalans van de centrale bank van 11 november 2022, blijkt dat de vordering op De Republiek Suriname uit hoofde van de geconsolideerde vlottende staatsschuld ruim SRD 8,5 miljard groot is. Dit is het gevolg van jarenlange monetaire financiering en daarmee toename van de hoeveelheid geld in omloop. Dan is het aantrekken van deposito’s door de centrale bank dweilen met de kraan open.

De centrale bank heeft in de jaarverslagen tot en met 2019 een schatting weergegeven van de resultaten in 2020 en 2021. In beide jaren bedraagt het verlies ongeveer SRD 2 miljard. Deze verliezen worden vooral veroorzaakt door de malversaties met de kasreserves van de banken en de open valutaposities die hierdoor zijn ontstaan. Het eigen vermogen van de centrale bank bedraagt eind 2022 door de verliezen in voorgaande jaren ruim SRD 5 miljard negatief. ‘Gelukkig’ beschikt de centrale bank nog over de kasreserves van de banken. Anders zou de centrale bank, die technisch failliet is, allang zijn omgevallen.

Omdat de centrale bank geen negatief eigen vermogen zou mogen hebben, worden de verliezen ook als vordering op de Staat geboekt. Het is niet duidelijk waar dit bedrag in de weekbalans is verantwoord. Het maakt waarschijnlijk geen deel uit van de geconsolideerde vlottende staatsschuld. Als dat een juiste conclusie is, bedraagt de totale vordering op de Staat thans meer dan SRD 13 miljard. Het spreekt voor zich dat een centrale bank geen krediet mag verschaffen aan de Staat, maar daar had de vorige regering lak aan. Zolang de Staat deze schulden aan de centrale bank niet heeft afgelost, heeft het geen zin om relatief kleine bedragen tegen absurd hoge rentes van banken aan te trekken.

De problemen in Suriname zitten dieper. De waarde van een munt wordt ook geschraagd door een achterliggende economie die goed functioneert en een evenwichtige en verantwoorde monetaire situatie. Ik noem enkele voorbeelden. De sanering van de Surinaamse staatsschuld schiet niet op. De overheid blaast de loftrompet wanneer overeenstemming is bereikt met een schuldeiser, maar met de meeste crediteuren is dat nog niet het geval. Suriname heeft nog steeds de junk-status. Suriname telt ruim 50.000 ambtenaren. Omdat het ambtenarenapparaat niet efficiënt en effectief functioneert, stelt de president voor elk wissewasje een commissie in. Hoewel al decennialang wordt gevraagd om afslanking van het ambtenarenapparaat, blijft het toenemen. Wanneer maakt de regering nu eindelijk werk van het laten afvloeien en omscholen van tienduizenden ambtenaren, zodat zij ingezet kunnen worden in het bedrijfsleven? Suriname heeft zo’n 100 parastatale bedrijven en instellingen, die veelal onrendabel en overbodig zijn. Wanneer gaat de regering nu eindelijk aan de slag met het saneren en privatiseren van deze parastatale bedrijven en instellingen?

De Surinaamse economie is gedollariseerd, waarmee wordt bedoeld dat een groot deel van de transacties in Amerikaanse dollars luidt en daarin wordt afgewikkeld. Dat zegt veel over het vertrouwen in en de relevantie van de Surinaamse dollar. Men vlucht liever in waardevaste valuta. De parallelle economie is groot, er is veel illegaliteit, waardoor inkomsten en winsten aan belastingheffing worden onttrokken. De overheid heeft hier geen grip op en daarmee ook niet op de invloed die ervan uitgaat op de waarde van de Surinaamse dollar. Tot slot, de zakelijke moraliteit is verderfelijk. Wanneer toppers in het bankwezen worden veroordeeld tot gevangenisstraf vanwege evidente en grove overtredingen van wet- en regelgeving, heeft menigeen medelijden met hen en vraagt zich af waarom zij veroordeeld zijn. Ze hebben toch niets gestolen? Ze zijn er toch niet beter van geworden? Dit zijn echter de mensen die ervoor gezorgd hebben dat de Surinaamse dollar een groot deel van zijn waarde verloor en de centrale bank technisch failliet is.

De centrale bank toont zich realistisch in de slotparagraaf van haar notitie. Het stabiliseren van de wisselkoers in Suriname blijft volgens haar een uitdaging. Zij roept criticasters op om, naast de vele kritiek, suggesties te doen voor de wijze waarop de wisselkoers en de inflatie kunnen worden gestabiliseerd. Helaas heeft de centrale bank zich niet ontvankelijk verklaard voor de vele oproepen die al gedaan zijn om met de zeer kostbare en niet-effectieve deposito’s te stoppen. Waarschijnlijk wil men het IMF niet voor het hoofd stoten. Het IMF is niet altijd streetwise en heeft de waarheid niet in pacht. Het moet niet uitgesloten worden dat zij de specifieke omstandigheden in Suriname niet altijd op juiste waarde schat.

Gepubliceerd in De West