Geld aantrekken in Nederland, dat mag niet zomaar

3 december 2020, leestijd 5 minuten

De regering-Santokhi hoopt dat de overzeese Surinaamse gemeenschap bijdraagt aan de ontwikkeling van Suriname. Dat zou kunnen door de inzet van mensen, middelen of geld. Daarvoor moet eerst worden vastgesteld wat de behoefte is van Suriname aan een dergelijke bijdrage en of Surinaamse Nederlanders hierin zouden kunnen en willen voorzien. Waarom zou een Surinaamse Nederlander onder de huidige omstandigheden geld willen investeren in Suriname? Wanneer dat duidelijk is kan worden bepaald op welke wijze de inzet van mensen, middelen en geld kan worden vormgegeven en via welke kanalen en instellingen vraag en aanbod bij elkaar worden gebracht.

Mogen de Surinaamse overheid en Surinaamse particulieren, ondernemingen en instellingen geld aantrekken van Surinaamse Nederlanders? Nee, dat mag niet zomaar. Ter bescherming van marktpartijen is dit over het algemeen verboden zonder vergunning of het naleven van andere formaliteiten. Alvorens hierop in te gaan is het nuttig om de betrokken partijen en de geldstromen te categoriseren. De betrokken partijen kunnen worden onderscheiden in publieke partijen, zoals centrale en lagere overheden, en private partijen, zoals particulieren, ondernemingen en instellingen. De geldstromen kunnen worden onderscheiden in schenkingen, leningen en investeringen, bijvoorbeeld in het aandelenkapitaal van ondernemingen.

De financiële wet- en regelgeving in Nederland is gebaseerd op Europese Richtlijnen en Verordeningen. De bescherming van marktpartijen betreft vooral de private partijen zoals particulieren, ondernemingen en instellingen. De wetgever is van mening dat de publieke partijen en bepaalde grote professionele partijen in de private sector, hun zaken zelf prima kunnen regelen en geen bescherming door de overheid nodig hebben. Wanneer zij door Surinaamse partijen worden benaderd kunnen zij zelf op goede gronden besluiten of zij geld beschikbaar willen stellen of niet.

Particulieren, ondernemingen en instellingen worden beschermd door toezichtwetgeving om te voorkomen dat zij te veel risico lopen en zich daarvan niet bewust zijn. Dat zou kunnen doordat de partij die geld vraagt hen niet goed informeert, geen goed product aanbiedt, niet betrouwbaar is of geen goede bedrijfsvoering heeft. Aan de partij die geld opvraagt worden daarom strenge eisen gesteld, bijvoorbeeld dat zij een vergunning heeft en onder toezicht staat van De Nederlandsche Bank of de Autoriteit Financiële Markten. Op welke wijze de bescherming plaatsvindt wordt meestal bepaald door de aard van de financiële transactie en de intermediair tussen de geldgever en de geldnemer. Ik geef enkele voorbeelden.

De geldgever kan een schenking doen aan de geldnemer. De bescherming van de geldgever is relatief beperkt omdat het geld niet hoeft te worden terugbetaald. Bij schenkingen die een bepaald bedrag te boven gaan kan de geldgever in Nederland schenkbelasting verschuldigd zijn. Er zijn vrijstellingen mogelijk. Bepaalde schenkingen zijn aftrekbaar voor de inkomstenbelasting in Nederland. Daarvoor is de status van de geldnemer relevant. Schenkingen kunnen direct van een geldgever naar een geldnemer gaan, maar het is ook mogelijk om hiervoor een instelling voor een goed doel in het leven te roepen die als intermediair optreedt. Aan goede doelen worden eisen gesteld voor erkenning door brancheorganisaties.

Een geldgever kan een lening verstrekken aan een geldnemer. De geldnemer betaalt periodiek een rentevergoeding over het beschikbaar gestelde bedrag en lost gedurende of aan het einde van de looptijd de lening af. Een geldgever zou ook kunnen participeren in de onderneming van de geldnemer door het aankopen van aandelen. De onderneming keert zo mogelijk dividend uit over het aandelenbelang als beloning voor de geldgever. Voor een lening of een aandelenbelang van een individuele geldgever en een individuele geldnemer gelden praktisch gesproken nauwelijks specifieke wettelijke bepalingen. Het is evenwel lastig om individuele partijen in Nederland te koppelen aan individuele partijen in Suriname. De individuele geldgever draagt in dit geval het volledige risico van wanbetaling door de individuele geldnemer.

Om risico’s voor de geldgevers te spreiden en een betere toegang tot de Nederlandse financiële markt te verkrijgen, kan een Surinaamse onderneming besluiten om in Nederland obligaties of aandelen uit te geven bij meerdere geldgevers. Hiermee wordt aan meerdere geldgevers de mogelijkheid geboden om te investeren in een enkele geldnemer. Daarvoor moet de Surinaamse onderneming wel wat groter zijn. De vereisten hiervoor zijn een stuk strenger en vrij specifiek. Het belangrijkste vereiste is dat de geldnemer een prospectus opstelt over de uit te geven obligaties of aandelen en daarmee de potentiële geldgevers in detail informeert over de onderneming, het verwachte rendement en de risico’s.

Meerdere geldgevers kunnen ook indirect beleggen in meerdere geldnemers. Dat kan in de vorm van een beleggingsfonds dat participaties uitgeeft aan de beleggers, zijnde de geldgevers. De opbrengsten worden door het fonds geïnvesteerd in meerdere Surinaamse ondernemingen, zijnde de geldnemers. Voor deze structuur is een vergunning vereist en gelden veel gedetailleerde wettelijke vereisten, onder meer over het prospectus en de jaarrekening van het fonds. Een beleggingsfonds staat onder toezicht van de Autoriteit Financiële Markten. Een dergelijk fonds dat investeert in Surinaamse ondernemingen, heeft het karakter van een private equity-fonds, een fonds dat belegt in de aandelen van bedrijven.

De relatie tussen geldgever en geldnemer kan nog afstandelijker worden vormgegeven met een bank als intermediair. De geldgever plaatst spaargeld of deposito’s bij de bank. De bank verstrekt krediet aan de geldnemer. Op voorhand lijkt een bank specifiek voor dit doel weinig kans van slagen te hebben, vanwege de beperkte potentiële portefeuille, de strikte vereisten van een vergunning, het benodigde kapitaal en het toezicht door De Nederlandsche Bank. Het kan de moeite waard zijn om te onderzoeken of een Surinaamse bank te zijner tijd een Nederlandse bancaire deelneming kan oprichten, die zich richt op al het financiële verkeer tussen Suriname en Nederland. Gelet op de financieel-economische en monetaire situatie in Suriname is dit niet op korte termijn haalbaar. Eerst moeten de grote banken en de Centrale Bank van Suriname hun bedrijfsvoering en financiële positie op orde hebben, en de cijfers tot en met 2019 hebben gepubliceerd om inzicht te geven in het debacle rond de kasreserves.

Hiervoor zijn de contouren geschetst van de relevante Nederlandse financiële toezichtwetgeving. De wetten en regels beslaan duizenden pagina’s. Het spreekt voor zich dat elk besluit over het aantrekken van geld in Nederland door Suriname, voorafgegaan dient te worden door een grondig onderzoek van de wettelijke vereisten die mogelijk van toepassing zijn. De belangrijkste boodschap is dat voor de meeste vormen van het aantrekken van geld strenge eisen van toepassing zijn in de vorm van een vergunning of andere wettelijke vereisten. Het mag niet zomaar. Overtredingen worden streng gesanctioneerd.

Gepubliceerd in De West