Kwaliteit Surinaamse nieuwsmedia
19 juli 2023, leestijd 4 minuten
De Suriname Herald kopte 18 juni ‘Asabina: SRD is meer dan 400 procent gedaald in waarde’, met als onderkop de zin met verkeerde woordvolgorde ‘Er sprake is van een devaluatie’. BEP-assembleelid en econoom Ronny Asabina was enthousiast over het voorstel van de voorzitter van de Surinaamse Bankiersvereniging, René van Rooij, om grotere coupures van bankbiljetten te introduceren vanwege de waardedaling van de Surinaamse dollar. Volgens Asabina is de SRD vanaf het aantreden van de regering-Santokhi meer dan 400 procent gedaald in waarde, van SRD 7,52 in een Amerikaanse dollar naar ruim SRD 40,38. Bij een dergelijke waardedaling is de onderkop ‘Er sprake is van een devaluatie’ een eufemisme, maar vooral die ‘meer dan 400 procent’ maakt indruk. Laten we daar wat beter naar kijken.
De waarde van de SRD was volgens Asabina bij het aantreden van de regering-Santokhi 7,52 in een Amerikaanse dollar, dus een SRD was ongeveer USD 0,1330 waard. Een waardedaling van 400 procent betekent dat de SRD viermaal minder waard wordt, dus USD -0,3990. Je kunt veel mopperen op de regering-Santokhi, maar het zal ook deze regering niet lukken om de SRD een negatieve waarde te geven. Een waardedaling van een munt kan natuurlijk nooit meer zijn dan bijna 100 procent, wanneer de munt vrijwel waardeloos wordt. De waarde van de SRD daalde in genoemde periode van ongeveer USD 0,1330 naar ongeveer USD 0,0247, een waardedaling van ruim 81 procent. Dat is al erg genoeg.
Ik sta wat langer stil bij dit artikel, niet om Ronny Asabina te bekritiseren maar om met een voorbeeld te laten zien hoe onjuistheden kunnen worden misbruikt om tendentieuze uitspraken te doen over, in dit geval, de prestaties van de regering-Santokhi. Er is volop aanleiding voor kritiek op de regering-Santokhi, maar die moet dan wel zijn gebaseerd op feiten en juiste veronderstellingen. Bepaalde Surinaamse nieuwsmedia staan bol van onzinnige artikelen, omdat zij onvoldoende kritisch zijn over de uitspraken die gedaan worden en stukken die worden aangeleverd. Ik haal nog twee markante voorbeelden aan.
De advocaten van de voormalig governor van de Centrale Bank van Suriname, Robert van Trikt, hebben volgens nieuwsmedia bij herhaling betoogd dat hij zich niet schuldig zou hebben gemaakt aan de vermeende misdrijven, omdat de Centrale Bank in 2019 SRD 37,7 miljoen winst heeft gemaakt en Van Trikt zichzelf niet zou hebben verrijkt. Maar … er is natuurlijk helemaal geen causaal verband tussen het resultaat van de Centrale Bank en het al of niet plegen van misdrijven. Evenmin hoeft sprake te zijn van zelfverrijking om te komen tot de conclusie dat misdrijven zijn gepleegd. Overigens werd het resultaat van de Centrale Bank destijds onder de oude, niet-gereguleerde verslaggevingsstandaarden bepaald. Ik ben erg benieuwd of dit standhoudt onder IFRS. De Centrale Bank en de accountant zijn er nog steeds niet uit, waardoor publicatie van jaarcijfers na 2019 onaanvaardbaar lang op zich laat wachten.
Met enige regelmaat duiken artikelen op in de Surinaamse pers waarin schrijvers zich afvragen of de financiële positie van de Staat wel zo slecht was toen de regering-Santokhi aantrad. Er zou namelijk rendabel zijn geïnvesteerd met de opbrengsten uit de twee obligatieleningen en de Staat ontvangt mooie winstuitkeringen van Staatsolie en royalty’s van de goudbedrijven. ‘Was de inzet van het IMF wel nodig?’, vraagt men zich tegen beter weten af. Ja, de inzet van het IMF was absoluut nodig. Kort na de machtsoverdracht aan de regering-Santokhi werden door het ongeremde leengedrag van de vorige regering, vrijwel alle inkomsten van de Staat besteed aan de betaling van rente en aflossingen. Er was geen geld beschikbaar voor de betaling van ambtenarensalarissen, laat staan voor andere overheidstaken. Suriname kon niet aan zijn bepalingsverplichtingen voldoen, kreeg al snel de junkstatus, en werd een paria op de internationale financiële markten.
Het is prima dat de Surinaamse media kritisch schrijven over allerlei maatschappelijke en financieel-economische vraagstukken en een podium bieden voor uitwisseling van meningen, maar daarbij moet worden gelet op de kwaliteit van de bijdragen. Enerzijds is het van belang dat de media niet klakkeloos overschrijven wat ‘deskundigen’ zeggen maar deze uitspraken laten toetsen door ter zake deskundige redactieleden. Anderzijds mag van de media worden verwacht dat zij niet elk ingezonden stuk plaatsen en ruimte geven aan iedereen om te schrijven wat hij of zij wil. Ik vind het persoonlijk vooral gênant dat bepaalde media zich lenen voor eindeloos gekibbel tussen individuen die het niet met elkaar eens zijn en dat ook nooit zullen worden. Dat hoeft echt niet in de krant.
Een nieuwsmedium moet vooraf toetsen of de feiten in een artikel juist zijn. Wanneer dat zo is, mag veel ruimte worden gegeven aan meningen van schrijvers, voor zover deze goed zijn onderbouwd. Elk zichzelf respecterend nieuwsmedium moet zich behoeden voor publicatie van betogen die gebaseerd zijn op gebrek aan kennis, onbenul en verzinsels. Dat is gewoon flauwekul.
Gepubliceerd in De West