Excuses voor het slavernijverleden

Ontwikkelingshulp en reparatieprogramma

16 december 2022, leestijd 4 minuten

Het voornemen van het Nederlandse Kabinet om excuses aan te bieden voor het slavernijverleden, leidde tot felle commentaren en emotionele discussies, meer nog in Nederland dan in Suriname. De ‘Surinaamse’ belangengroepen die het meest met de regering spraken waren belangengroepen van Nederlanders van Surinaamse afkomst. De rechtbank in Den Haag wees de vordering in kort geding van zes Nederlands-Surinaamse organisaties tegen het op 19 december aanbieden van de nationale excuses voor het slavernijverleden af. Armand Zunder, voorzitter van de Nationale Reparatie Commissie Suriname, vindt dat de excuses gepaard moeten gaan met een reparatieprogramma van miljarden euro’s. Zijn standpunt en becijferingen stuiten bij velen in Nederland op weerstand, ook omdat Suriname bij de onafhankelijkheid in 1975 van Nederland een flink gevulde zak met geld meekreeg.

Bij verwijzingen naar de destijds toegezegde middelen worden dikwijls verkeerde bedragen genoemd of onjuiste omschrijvingen gebruikt. Hoeveel heeft Nederland daadwerkelijk bijgedragen? Dat is vastgelegd in de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname betreffende ontwikkelingssamenwerking, van 25 november 1975. Deze had als doel de jonge Republiek Suriname in staat te stellen zich op zo kort mogelijke termijn zelfstandig te ontwikkelen. Nederland en Suriname kwamen overeen om zoveel mogelijk samen te werken op allerlei gebieden. Er werden ook concrete afspraken gemaakt over de kwijtschelding van schulden en het beschikbaar stellen van financiële middelen.

Nederland verleende algehele kwijtschelding van de bestaande schuld van Suriname aan Nederland. Deze bestond uit meerdere leningen met een totale restschuld van Nfl. 517.456.611,96. Nederland stelde voor een periode van 10 tot 15 jaar een bedrag van Nfl. 3,5 miljard beschikbaar, bestaande uit Nfl. 2,7 miljard voor de uitvoering van het meerjarenontwikkelingsprogramma, te verhogen met Nfl. 0,3 miljard indien na besteding van Nfl. 2,7 miljard het programma nog niet volledig zou zijn gerealiseerd, en Nfl. 0,5 miljard voor het verstrekken van garanties op ontwikkelingsleningen van derden. Materialisering van deze garanties zou ten laste komen van de te verlenen ontwikkelingshulp. Behalve de hierboven genoemde bedragen bleef het restant van de in het verleden toegezegde maar niet uitgegeven Nederlandse hulp voor Suriname ten bedrage van ongeveer Nfl. 350 miljoen beschikbaar.

De middelen moesten worden besteed volgens een door Suriname op te stellen plan dat zou worden beoordeeld door een commissie, bestaande uit drie deskundigen uit beide landen. Bij de uitvoering van het programma moest Suriname, waar het economisch en technisch verantwoord was, zoveel mogelijk prioriteit verlenen aan levering van kapitaalgoederen en diensten uit Nederland boven die uit andere ontwikkelde landen. Nederland zegde toe de afzet van in Suriname geproduceerde goederen in en buiten Nederland te bevorderen.

Bij de onafhankelijkheid in 1975 werd dus ruim Nfl. 0,5 miljard schuld kwijtgescholden, Nfl. 3,5 miljard ontwikkelingshulp toegezegd en Nfl. 350 miljoen eerder toegezegde hulp gecontinueerd, in totaal ongeveer Nfl. 4,4 miljard. Dat is zonder rekening te houden met inflatie ongeveer € 2 miljard, en met inflatiecorrectie over de periode 1975 tot en met 2022 nu ongeveer € 3,2 miljard. De verdragsmiddelen zijn daarna niet altijd zonder horten en stoten beschikbaar gesteld. Driemaal heeft Nederland de hand op de knip gehouden; na de Decembermoorden in 1982 door het militaire regime van Desi Bouterse, na de Telefooncoup in december 1990 door de legerleiding en in 1997 tijdens de regering van Jules Wijdenbosch. Later zijn de betalingen weer op gang gekomen en inmiddels zijn de verdragsmiddelen nagenoeg geheel besteed. Het doel om de jonge Republiek Suriname in staat te stellen zich op zo kort mogelijke termijn zelfstandig te ontwikkelen is nooit gerealiseerd. Door allerlei ontwikkelingen die genoegzaam bekend zijn, verkeert het land weer in een grote financieel-economische en monetaire chaos.

Bij de onafhankelijkheid in 1975 woonden ongeveer 360.000 mensen in Suriname. De Nederlandse bijdrage van Nfl. 4,4 miljard of € 2 miljard, bedroeg per persoon circa Nfl. 12.000 of € 5.500, naar het huidige prijspeil per persoon circa Nfl. 19.500 of € 9.000. Er is mij geen enkele andere voormalig kolonisator bekend die ooit een dergelijk hoog bedrag per inwoner toezegde bij de onafhankelijkheid. Daarenboven verkreeg deze relatief kleine groep mensen een vruchtbaar land dat rijk is aan grondstoffen. Dat heeft velen er niet van weerhouden om naar Nederland of andere landen af te reizen en zich daar permanent te vestigen. Een groot deel van de nazaten van tot slaaf gemaakten woont in Nederland of op andere plaatsen buiten Suriname.

Ik ben benieuwd hoe de discussie over de ‘reparatie’ zich ontspint, of deze er ooit komt en wie daar dan aanspraak op zouden mogen maken. De voormalige koloniën, waar de nazaten van tot slaaf gemaakten – naast nakomelingen van contractarbeiders en andere inwoners – slechts een beperkt deel van de bevolking uitmaken? Een aanzienlijk deel van de Surinaamse bevolking bestaat volgens de bevolkingsstatistieken uit zogenoemde ‘gemengden’. Of zijn het de individuele nazaten, waarvan velen zich over de wereld hebben verspreid en zich hebben gemengd met andere etnische groepen? De meesten daarvan wonen in Nederland, maar omdat het inmiddels om de derde en de vierde generatie gaat van personen die Suriname verlieten, worden zij niet meer als zodanig geregistreerd en is hun aantal onbekend. De ‘nazaat’ is niet te identificeren. Of hopen de vele belangengroepen in en buiten Suriname dat zij de buit mogen verdelen?

Veel nazaten van tot slaaf gemaakten zijn niet onder de indruk van de kleine groep activisten, nemen er afstand van of doen er het zwijgen toe. De meeste mensen in Suriname hebben door de slechte economische omstandigheden wel wat anders aan hun hoofd en zien de ontwikkelingen gelaten aan zich voorbijgaan.

Gepubliceerd in De West