Diaspoorloos

25 januari 2021, leestijd 4 minuten

President Chan Santokhi gaf de Presidentiële Commissie Diasporakapitaal en Diasporabank opdracht te onderzoeken ‘hoe het diasporakapitaal op goedkope wijze ter beschikking gesteld kan worden voor de Surinaamse publieke en private sector’. Vrijdag 8 januari 2021 overhandigde de voorzitter van de commissie het adviesrapport ‘Van Perspectief naar Praktijk – een pragmatische Routekaart’ aan de president. Het rapport lijkt niet geheel te zijn gebaseerd op gedegen onderzoek en ten dele het resultaat van wishfull thinking. De diaspora en het diasporakapitaal zoals de commissie deze in gedachten heeft bestaan waarschijnlijk niet. 

Een routekaart moet inzicht geven in het proces dat doorlopen wordt om een doel te bereiken. Onderdelen daarvan zijn het vertrekpunt, de taken, de mijlpalen en de boogde eindsituatie. Deze ontbreken grotendeels. Het rapport bevat vier ‘hoekstenen’: het voorwaardenscheppend deel (wetgeving), het vertrouwenwekkend aspect (compliance), de vereiste componenten (fonds, obligatie en bank), en de informatievoorziening (communicatieplan). Het ontbreekt aan een analyse van de behoefte aan kapitaal, de bereidheid van personen in het buitenland om hierin te voorzien, en hoe deze op elkaar kunnen worden afgestemd.

De commissie vindt het Diaspora Instituut Suriname en het nog op te richten Diaspora Instituut Nederland belangrijke instituties en vraagt zelfs om ‘werkarmen’ in Den Haag, Brussel, Washington en andere regio’s. Het is niet duidelijk waarom tot de oprichting van de instituten is besloten en hoe deze zullen bijdragen aan de realisatie van de doelen. Het risico bestaat dat kostbare en nutteloze bureaucratie tot stand wordt gebracht. De commissie vindt overleg op hoog politiek niveau tussen Suriname en Nederland belangrijk. Dat is zinvol voor de politieke verhoudingen maar zal niets bijdragen aan de bereidheid van Nederlanders om geld te investeren in Suriname. 

De commissie besteedt te veel aandacht aan Surinaamse wet- en regelgeving en verdragen tussen Nederland en Suriname. Het is nuttig wanneer wetgeving faciliterend werkt maar het is niet de sleutel tot succes. Waarom zou een raamverdrag tussen Nederland en Suriname moeten worden aangepast? Waarom zou de definitie van personen van Surinaamse afkomst moeten worden veranderd? Zal iemand daardoor eerder zijn portemonnee trekken? Uit het rapport blijkt onvoldoende welke wet- en regelgeving thans een belemmering vormt voor het aantrekken van kapitaal. De commissie lijkt wetgeving te gebruiken als panacee tegen alle kwalen, maar met wetgeving wordt geen geld binnengehaald.

De commissie stelt terecht dat vertrouwen in Suriname van groot belang is voor succesvolle samenwerking; vertrouwen in de Surinaamse rechtstaat, integere bewindspersonen, een goed functionerende overheid en betrouwbare instituten. Een regering die zich schuldig maakt aan patronage kan niet op buitenlandse steun rekenen. De benoemingen van familieleden en vrienden door de president en de vicepresident richten onherstelbare schade aan. De viriliteit van de vicepresident kan tot veel ongewenste benoemingen leiden. Volgens het rapport is compliance een vrij jong fenomeen en een nieuw woord. Daarmee wekt de commissie de indruk dat mondiale ontwikkelingen in de afgelopen decennia aan Suriname voorbij zijn gegaan. Het rapport legt de nadruk op onderzoek van de kapitaalverschaffers, terwijl er meer zorgen zullen zijn over Surinaamse partijen waaraan geld wordt uitgeleend. 

De commissie onderbouwt niet waarom een diaspora-obligatie, een diasporafonds en een diasporabank goede instrumenten zouden zijn om kapitaal uit Nederland naar Suriname te brengen. Dit kunnen de juiste instrumenten zijn, maar de commissie beschrijft niet onder welke voorwaarden en met welke partijen aan vraag- en aanbodzijde. Het is onduidelijk wat de commissie met een fonds bedoelt. Fondsen kunnen verschillende juridische entiteiten met andere vergunningen zijn. Een bank is een kostbaar vehikel, waaraan hoge eisen worden gesteld. Wanneer hiermee kapitaal wordt opgehaald in Nederland, dient alle Nederlandse wet- en regelgeving te worden nageleefd. Uit het rapport blijkt niet of de commissie zich daarvan bewust is.

De commissie veronderstelt dat het diasporakapitaal in Suriname via de Centrale Bank van Suriname of de algemene banken wordt geleid. Het is beter om de Centrale Bank van Suriname hierbij niet te betrekken. De Centrale Bank van Suriname is technisch failliet, heeft grote schulden aan de algemene banken uit hoofde van de gestolen kasreserves en heeft haar jaarverslagen na 2015 nog niet gepubliceerd. Ook de Surinaamse algemene banken worden in het buitenland gewantrouwd omdat een groot deel van hun kasreserves is ontvreemd. De jaarrekeningen van de meeste Surinaamse banken voldoen nog niet aan internationale verslaggevingsstandaarden en worden niet of te laat gepubliceerd. Het is internationaal gebruikelijk dat banken de halfjaarcijfers binnen twee maanden en het jaarverslag binnen vier maanden na balansdatum publiceren.

De commissie denkt minimaal € 50 miljoen per jaar, tot € 476 miljoen in de komende vijf jaar aan diasporakapitaal binnen te kunnen halen. De vingeroefening met cijfers en niet-onderbouwde aannames roept weinig vertrouwen op. De bedragen lijken te worden overschat, maar zelfs bij deze bedragen is het oprichten van een bank niet zinvol. Misschien kan een deelneming van een Surinaamse bank in Nederland met bredere dienstverlening een rol vervullen. Er worden soms zwakke argumenten gebruikt ter onderbouwing van de conclusies en de adviezen. De volgende twee zijn zeker niet steekhoudend: het spaargeld van de diaspora zou niet altijd veilig zijn bij westerse banken en het uitgeven van een diaspora-obligatie zou een positieve impact kunnen hebben op de kredietwaardigheid van Suriname. De commissie schetst mogelijkheden voor de diaspora, maar schiet hierin door. Medische, esoterisch-culturele, artistieke en toeristische diaspora hebben met het onderwerp diasporakapitaal niets te maken.

Volgens de commissie telt de Surinaamse diaspora ongeveer een half miljoen personen. Wanneer kinderen met één ouder van Surinaamse afkomst worden meegeteld, kan het aantal volgens de commissie oplopen tot anderhalf miljoen. Naar mijn mening bestaat een dergelijke Surinaamse diaspora niet. Het betreft gewoon Nederlanders, Arubanen of Amerikanen, die via voorouders een band hebben met Suriname. Velen van hen hebben weinig interesse voor Suriname, zijn er misschien eens op vakantie geweest, maar hebben geen belangstelling voor investeren in het land. De groep personen die zich als diaspora beschouwt, bestaat uit tienduizenden emigranten van de eerste generatie. Zij zijn soms lid van politieke organisaties die ook gezelligheidsverenigingen zijn. Er wordt melancholiek gebabbeld over vroeger onder het genot van Surinaams eten met op de achtergrond Surinaamse muziek. De commissie zou gebaat zijn bij meer realiteitszin. Anders wordt de zoektocht naar diasporakapitaal een heilloze zoektocht naar verwanten die elkaar uit het oog verloren zijn.

Gepubliceerd in De West