President Santokhi optimistisch
24 september 2024, leestijd 5 minuten
De Surinaamse president Chan Santokhi neemt deel aan de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Hij benutte zijn bezoek aan New York voor een ontmoeting met leden van de Surinaamse diaspora. Tijdens zijn toespraak noemde hij Suriname aantrekkelijk voor buitenlandse investeringen en zakelijke partnerschappen en riep hij de diaspora op om te investeren in Suriname. Santokhi benadrukte de economische vooruitgang van Suriname, vooral in de olie- en gassector, en de inspanningen van de overheid om een gunstig klimaat te creëren voor investeerders. De ontwikkelingen in de koolwaterstofindustrie kunnen volgens Santokhi leiden tot brede economische ontwikkelingen, verbetering van de infrastructuur en kansen voor de Surinaamse bevolking.
Het optimisme van Santokhi is bemoedigend. De eerste termijn van zijn presidentschap is vooral besteed aan het opruimen van de rommel die zijn voorganger had achtergelaten. Ruim vier jaar na de machtsovername verwacht de Surinaamse bevolking ten minste enige tastbare verbetering in welvaart en welzijn. Dat laat nog op zich wachten. Het daadwerkelijk realiseren van vooruitgang is minder gemakkelijk dan wel eens wordt gedacht. De financiële staatshuishouding zou beter op orde zijn, maar daar hebben ouders die inkopen doen voor hun gezin geen boodschap aan.
Is Suriname wel zo aantrekkelijk voor buitenlandse investeringen en zakelijke partnerschappen? Dat valt tegen. Bij onderzoek naar het gemak van ondernemen scoort Suriname bijzonder laag ten opzichte van andere landen. Het starten van een onderneming is zeer tijdrovend en relatief kostbaar. Het verkrijgen van een bouwvergunning en aansluitingen op nutsvoorzieningen, en de registratie van onroerend goed, verlopen stroperig en duren te lang. De trage bureaucratie kan worden omzeild door iemand ‘wat lekkers’ te geven.
Het verkrijgen van financiering bij een lokale bank is niet gemakkelijk. Een particulier of een ondernemer is aan de bureaucratische willekeur van de bankiers overgeleverd. De rechten van kredietnemers zijn niet of nauwelijks wettelijk bepaald en vastgelegd. De waarde van de lokale munt, de Surinaamse dollar, is volatiel, mede door de omvangrijke zwarte markt. De inflatie en de kredietrente zijn hoog. Er is geen openbare informatie over kredietwaardigheid van marktpartijen. Op een enkele uitzondering na, hebben bedrijven geen credit rating. Er is weinig discipline bij het opmaken en publiceren van jaarverslagen. Het gebeurt meestal veel te laat of in het geheel niet, zonder sancties voor de bedrijfsleiding. De belastingaangifte en -heffing geschieden traditioneel en weinig geavanceerd.
De grensoverschrijdende handel scoort niet heel slecht, hoewel de formaliteiten relatief veel tijd en geld kosten. Ook hier verlopen handelingen niet altijd geheel volgens de regels en zouden douanebeambten af en toe omkoopbaar zijn. Het rechtssysteem werkt traag en is weinig effectief. Juridisch afdwingen van de nakoming van contractuele verplichtingen is nauwelijks mogelijk. Een juridische procedure neemt doorgaans meerdere jaren in beslag en de kans op succes is gering. Gaat een onderneming failliet, dan duurt de afwikkeling hiervan vele jaren, met doorgaans zeer beperkte opbrengsten voor crediteuren.
Het lukte de regering-Santokhi nog onvoldoende om het huishoudboekje van de Republiek Suriname op orde te brengen. Er zijn structureel te lage inkomsten en te hoge uitgaven, onder andere door subsidiering van onrendabele staatsbedrijven, armlastige pensioenfondsen en particulieren die hun nutsvoorzieningen betalen. Het IMF dwingt in zekere mate hervormingen en begrotingsdiscipline af en beloont deze met leningen tegen gunstige voorwaarden. Ook deze leningen leiden tot verhoging van de staatsschuld en moeten ooit terugbetaald worden.
De herstructurering van de staatsschuld was geen onverdeeld succes. De staatsobligaties zijn weliswaar omgezet in een nieuwe lening maar daar hangt een bijzonder prijskaartje aan. Een deel van de royalty’s uit blok 58 tot maximaal 2% gaat naar de houders van de obligaties. Dit doet denken aan het enthousiasme waarmee in Suriname over de goudwinning wordt gesproken, waarbij iedereen lijkt te zijn vergeten dat de royalty’s hieruit voor lange termijn zijn verpand aan de Centrale Bank van Suriname ter aflossing van het krediet aan de staat. Voor zover bekend is de schuld aan China nog steeds niet geherstructureerd.
Het optimisme van Santokhi wordt vooral gevoed door de verwachte opbrengsten uit de winning van olie en gas voor de kust. Deze kan weleens te laat komen voor Suriname omdat de energietransitie, de overgang van het gebruik van fossiele energie naar energie uit hernieuwbare bronnen, wereldwijd aan momentum wint. Toch is Staatsolie vooralsnog de spreekwoordelijke melkkoe van de Surinaamse overheid. De beschikbare liquiditeit uit de winst van Staatsolie wordt mede aangewend om andere staatsbedrijven op de been te houden. Toekomstige opbrengsten uit olie en gas zouden Suriname enorm kunnen helpen bij de verdere ontwikkeling, wanneer hier zeer zorgvuldig en verstandig mee wordt omgegaan. Het maakt ook de obligatiehouders blij.
Naast het rendabele Staatsolie, houdt de Republiek Suriname nog een groot aantal andere staatsondernemingen en parastatale bedrijven. Het zouden er volgens minister van Financiën en Planning Stanley Raghoebarsing maar liefst 163 zijn. Veel van deze entiteiten dienen geen enkel doel meer, zijn verlieslatend en doen voor hun voortbestaan een beroep op de al vrijwel lege schatkist. Het bestaansrecht bestaat veelal slechts uit de mooie functies die deze entiteiten bieden aan family & friends van toenmalige bewindspersonen. Daarnaast zijn er ondernemingen die wellicht enig bestaansrecht zouden hebben als commerciële onderneming maar niet als inefficiënt staatsbedrijf dat in werkgelegenheid voorziet voor niet-gekwalificeerde personen.
Al sinds jaar en dag adviseren deskundigen om deze staatsondernemingen en parastatale bedrijven drastisch te saneren. Een deel vervult een overheidstaak en moet blijven bestaan, na grondige reorganisatie en rationalisatie. Een deel kan worden geprivatiseerd door verkoop aan de hoogste bieder. De overige, waarschijnlijk de meeste, kunnen simpelweg worden opgedoekt. Minister Stanley Raghoebarsing maakte plannen bekend om ruim 30 verlieslatende staatsbedrijven af te stoten, omdat deze bedrijven zwaar op de staatsbegroting drukken en de staat zich wil gaan richten op zijn kerntaken. Prima plan, zou je denken.
Tot mijn verbazing lees ik weinig enthousiasme over dit goede voornemen, maar vragen sommigen zich af of de overheid deze bedrijven en hun personeel wel voldoende tegemoetkomt. Er wordt gevreesd dat arbeiders die jaren in overheidsdienst hebben gewerkt, op straat komen te staan door dit voornemen. Het spreekt voor zich dat de sanering van het grote aantal verlieslatende staatsondernemingen en parastatale bedrijven zorgvuldig en met de nodige waarborgen moet gebeuren, maar dat er wat moet gebeuren staat vast. Het moet niet zo zijn dat de regering-Santokhi straks terugblikt op zijn regeertermijn en moet vaststellen dat ook dit niet gelukt is.
Gepubliceerd in De West