Overheid verstrekt misleidende informatie
2 april 2020, leestijd 5 minuten
De kredietbeoordelaar Standards & Poor’s (S&P) heeft de kredietwaardigheid (rating) van Suriname verlaagd naar ‘CCC+’. Of de republiek Suriname aan zijn betalingsverplichtingen kan voldoen is volgens S&P afhankelijk van gunstige zakelijke, financiële en economische omstandigheden. Wanneer zich ongunstige omstandigheden voordoen zal Suriname hiertoe waarschijnlijk niet in staat zijn.
S&P onderkent dat de druk op Suriname op korte termijn zal toenemen door het coronavirus en de daling van de olieprijzen. De behoefte aan financiering neemt toe terwijl de financieringsmogelijkheden afnemen en het functioneren van de overheidsinstellingen, zoals de centrale bank, verzwakt. Dit leidt er mogelijk toe dat Suriname niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. De kans dat dit binnen een jaar gebeurt wordt geschat op tenminste één op drie. De vooruitzichten zijn negatief omdat de financiële positie van Suriname waarschijnlijk onhoudbaar wordt, wat Suriname kan beletten om in het komende jaar rente en aflossing te betalen. Wanneer de economische omstandigheden, de fiscale resultaten of de beschikbaarheid van financiering niet verbeteren, blijven de vooruitzichten negatief.
De kredietbeoordelaar is van mening dat de aanstaande verkiezingen politieke onzekerheid hebben veroorzaakt, waardoor onvoldoende wordt gereageerd op de verslechterende economische, fiscale en financiële situatie waarmee het land wordt geconfronteerd. Onder deze omstandigheden kan de regering voor moeilijke afwegingen komen te staan, waarbij zij ervoor zou kunnen kiezen om sommige of al haar schulden niet volledig en niet op tijd af te lossen. S&P is van mening dat de economische schok als gevolg van de coronapandemie en de daling van de olieprijzen de overheidstekorten en financieringsbehoeften op het al hoge niveau zullen houden.
De overheidsinstellingen van Suriname zijn het afgelopen jaar verder verzwakt. De centrale bank is volgens S&P niet onafhankelijk van de regering. Politieke onzekerheid over de aanstaande verkiezingen kan de effectiviteit van toekomstige beleidsreacties op de economische en fiscale problemen waarmee het land wordt geconfronteerd, verminderen. De regering kan mogelijk niet volledig voorzien in haar verhoogde financieringsbehoeften omdat beleggers meer risicomijdend zijn geworden.
De huidige politieke context veroorzaakt volgens S&P het risico dat de regering op korte termijn niet snel en adequaat reageert op de problemen waarmee zij geconfronteerd wordt. Hiermee bedoelt S&P dat vervelende ingrijpende maatregelen nodig kunnen zijn, maar die vermijdt de regering zo kort voor de verkiezingen liever. De veroordeling van de president kan van invloed zijn op de aanstaande verkiezingen in mei 2020. De regeringspartij, de NDP van Bouterse, heeft een kleine meerderheid die ze zou kunnen verliezen. Het kan voor elke partij zonder duidelijke meerderheid lastig zijn om tijdens deze periode van stress moeilijke beslissingen te nemen en om tijdig de noodzakelijke hervormingen door te voeren om de financiën van Suriname op het pad naar duurzaamheid te brengen, aldus S&P.
De Boodschap, het propagandamedium van de NDP-coalitie, besteedt aandacht aan de bijstelling van de kredietwaardigheid van Suriname door S&P onder de suggestieve kop ‘Wereldwijde economische recessie door COVID-19: Downgrade Suriname door minder goede vooruitzichten’. Zoals te verwachten was, wordt de coronacrisis door de regering op kinderachtige wijze misbruikt als belangrijkste reden voor de bijstelling van de rating. Dat is een wel heel doorzichtige manier om het eigen falen te verhullen. De Boodschap schrijft over een aanslag op de wereldeconomie waarbij de Verenigde Staten tot op dit moment het hardst is getroffen. De kredietbeoordelaars zouden volgens De Boodschap een reeks van kredietverlagingen hebben afgekondigd, en aan een groot aantal ontwikkelingslanden een verslechterde kredietwaardigheid hebben toegekend, waaronder Suriname. De Boodschap gaat voorbij aan de werkelijke argumenten van S&P, die hiervoor zijn genoemd.
De Boodschap wijdt breed uit over een te verwachten wereldrecessie om de aandacht af te leiden van de belangrijkste oorzaak van de problemen in Suriname, tien jaar lang een NDP-regering onder leiding van Desi Bouterse. Het spreekt voor zich dat de coronacrisis grote gevolgen heeft voor vrijwel alle landen, maar de meeste landen zijn goed in staat om deze op te vangen omdat zij financiële buffers hebben. Suriname staat er financieel-economisch en monetair al heel slecht voor, zodat de coronacrisis de situatie alleen maar verergerd. De coronacrisis is er echter niet de oorzaak van. De Boodschap schrijft niettemin liever over de ‘wereldeconomie’, ‘de wereldwijde economische bedrijvigheid’ en de ‘wereldrecessie’. Aan de NDP-coalitie ligt het niet, maakt men tussen de regels door angstvallig duidelijk met de verkiezingen in aantocht.
De Boodschap misbruikt de crisissituatie door op te roepen om de handen ineen te slaan, omdat anders het Surinaamse volk de verliezer zal zijn. Met andere woorden: uit geen kritiek op de regering of de NDP-coalitie. De overheid bespreekt met de vakbeweging een aantal belastingbesparende maatregelen. Er wordt overwogen om belastingschijven aan te passen zodat de koopkracht wordt versterkt door hogere nettolonen. Bedrijven kunnen belastingkortingen en uitstel van betaling verkrijgen. Deze cadeautjes zijn aantrekkelijk voor het volk, zo kort voor de verkiezingen. De deskundigen maken zich zorgen over de gevolgen van deze maatregelen voor de overheidsfinanciën. De overheidsschuld is kolossaal, de begrotingstekorten zijn onaanvaardbaar en de centrale bank is in feite failliet. Dan kan de overheid geen Sinterklaas spelen door minder belasting te heffen of uitstel van betaling te verlenen. Dat zal ertoe leiden dat Suriname daadwerkelijk op korte termijn niet aan zijn betalingsverplichtingen kan voldoen.
Uit recente berichtgeving blijkt dat het dekkingspercentage van de Surinaamse dollar door deviezen en goud steeds verder terugloopt. Het dekkingspercentage zou volgens de Bankwet tenminste 50% moeten zijn, maar is bij beschikking door de minister van Financiën gereduceerd tot 35%. Een groot deel van de deviezen van de centrale bank betreft overigens de kasreserves in vreemde valuta van de banken, in feite spaargeld van het volk en deposito’s van bedrijven. De bezittingen in vreemde valuta van de centrale bank zelf zijn verwaarloosbaar. Een devaluatie van de zwakke Surinaamse dollar is onafwendbaar. De vraag is slechts wanneer deze zal plaatsvinden. De coalitie hoopt ongetwijfeld na de verkiezingen.
De overheid roept op tot nauwe samenwerking in Suriname om de crisis te beheersen. ‘We zullen het samen moeten overwinnen’, schrijft De Boodschap. Deze opportunistische oproep staat in schril contrast met de wijze waarop de NDP-coalitie doorgaans te werk gaat. Het land is in rep en roer vanwege de ‘valutawet’ die door de NDP-coalitie op weinig democratische wijze door De Nationale Assemblée is geloodst en inmiddels door de president is bekrachtigd. Er is voorts veel onrust ontstaan in de samenleving en vooral de medische sector door indiening van twee wetsvoorstellen over de gezondheidszorg door parlementariërs van de NDP. In beide gevallen zijn de samenleving en De Nationale Assemblée overvallen door solitaire acties van de NDP om ronduit slechte wetgeving door te drukken, zonder dat enige afstemming vooraf heeft plaatsgevonden met maatschappelijke geledingen en belanghebbenden. Hoezo samenwerking?
De regering en de NDP-coalitie moeten nog veel leren over wat samenwerking betekent in een democratische rechtstaat. Zij houden vast aan een bestuursvorm die meer weg heeft van een parlementaire dictatuur door een partijcoalitie. Het is treurig dat de regering nu oproept tot samenwerking, wat niet anders kan worden gelezen als een oproep om de regering en de NDP-coalitie zo kort voor de verkiezingen niet te bekritiseren. De financieel-economische en monetaire chaos die de regering gedurende de afgelopen tien jaar heeft gecreëerd, was er evenwel al. Deze wordt door de coronapandemie slechts benadrukt.
Gepubliceerd in De West