‘De CBvS waardeerde mijn opbouwende kritiek niet’

2 maart 2017, leestijd 7 minuten

Hans Moison was medio 2015 bij De Surinaamsche Bank (DSB) al betrokken als adviseur, toen de raad van commissarissen hem vroeg om tot de directie toe te treden. Hij was er een jaar in dienst maar de Centrale Bank van Suriname keurde als toezichthouder zijn benoeming tot statutair directeur van DSB niet goed. Hij zou ‘geen respect’ voor de toezichthouder hebben gehad. Maar Moison doet exclusief bij dWT uit de doeken wat culmineerde tot de onvermijdelijke schorsing van DSB-directeur Sigmund Proeve. “Ik vind het belangrijk dat de samenleving weet wat zich werkelijk afspeelde.”

Hij heeft een warme band met Suriname en komt regelmatig op bezoek bij familie en vrienden. Moison was eerder werkzaam bij de gerenommeerde accountantsbureaus Ernst & Young en KPMG en heeft meer dan 37 jaar gedegen internationale ervaring met banken, andere financiële ondernemingen, wetgevers én toezichthouders op banken. Hij adviseerde Nederlandse toezichthouders over toezichtvraagstukken en onderzocht de bedrijfsvoering van het Agentschap van de Generale Thesaurie van het Nederlandse ministerie van Financiën. Moison vervulde een leidende rol namens de beroepsgroep van Nederlandse accountants bij de beoordeling en de ontwikkeling van financiële toezichtwetgeving en richtlijnen in Nederland.

De raad van commissarissen (RvC) van De Surinaamsche Bank (DSB) realiseerde zich dat de organisatie van de bank moest worden verbeterd. Hiervoor werd Moison als ideale zwaargewicht aangetrokken. Kort nadat hij bij DSB aan de slag ging stelde Moison vast dat de organisatie niet op orde was. “De bank maakte verlies door grote afboekingen op kredieten. De bank kon betalingen van klanten niet altijd op tijd uitvoeren. De bank moest geld lenen van de centrale bank om kredieten te verlenen”, somt hij op. Half april 2016 trok Moison aan de bel en informeerde de voorzitter van de RvC. “Dit werd door bankdirecteur Sigmund Proeve niet op prijs gesteld.”

Omvangrijke verliezen

In de loop van 2016 bracht Moison meer problemen aan het licht. Hieruit blijkt dat Proeve’s beleid verre van prudent was. Zo leidden het product ‘sale & buy back’ en een kredietfaciliteit voor een klant, tot omvangrijke verliezen. Bij ‘sale & buy back’ verkoopt een klant vreemde valuta aan de bank en koopt deze op termijn weer terug tegen (vrijwel) dezelfde koers. Vervolgens zet de klant de ontvangen SRD tegen een mooie rente uit bij de bank. Moison: “De klant ontvangt dus eigenlijk SRD-rente over een termijndeposito in vreemde valuta. Doordat de rente op vreemde valuta laag is en de rente op Surinaamse dollars hoog, kost dit de bank veel geld. De klanten van de bank zijn er blij mee. Maar het verlies voor de bank bedraagt vele tientallen miljoenen SRD.” Moison gaf de instructie om de verkoop van dit product te staken om grotere verliezen te voorkomen.

Hij geeft nog een voorbeeld. DSB verstrekt een bekende succesvolle Surinaamse onderneming een groot langlopend krediet in SRD tegen 6 procent rente, terwijl andere klanten 20 procent of meer betalen. “De terechte veronderstelling van de RvC dat dit een verlieslatend krediet is, werd door de directie begin 2015 met onjuiste argumenten weersproken”, zegt Moison. “Dit kost de bank weer vele tientallen miljoenen SRD. De bank heeft ook een groot aantal verlieslatende sale & buy back-contracten met deze onderneming afgesloten.”

Onbetrouwbare overheid

Doordat de Surinaamse overheid ondernemers niet op tijd betaalt kunnen deze hun kredieten bij de bank niet aflossen. Daardoor nam het aantal stagnerende kredieten toe. “De bank heeft het balansbeheer onvoldoende aandacht gegeven”, stelt Moison. “De groei van de kredietverlening ging sneller dan het aantrekken van spaargeld en termijndeposito’s. Het tekort werd opgevangen door geld te lenen van de centrale bank. De CBvS had hieraan nooit mogen meewerken. Onder grote druk van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) zijn deze leningen in de loop van 2016 afgebouwd.”

Begin 2016 ruilde DSB met de centrale bank voor een jaar vreemde valuta tegen SRD’s, die door DSB moesten worden geïnvesteerd in schatkistpapier van de Surinaamse overheid. De overheid kon daardoor weliswaar ondernemers betalen, maar de valutaruil met DSB leidde tot een groot verlies voor de centrale bank. “Uiteindelijk is het de gemeenschap die opdraait voor dit verlies”, benadrukt Moison. “Het is de vraag waarom de moederbank hiertoe bereid was. Door deze financiële constructie financiert de centrale bank indirect de overheid. DSB stond door de tijdelijke verkoop van vreemde valuta aan de centrale bank in feite garant voor deze financiering. Het kredietrisico op de overheid lag daardoor bij DSB.”

Een dergelijke financieringsconstructie is flagrant in strijd met de intentie om de overheid niet langer monetair te financieren. Deze intentie is later bekrachtigd met het memorandum van overeenstemming op 25 april 2016. Het memorandum is een van de voorwaarden die door het IMF is gesteld voor de financiële ondersteuning van Suriname. Door de financiering via DSB te leiden, bleef deze buiten het zicht van de gemeenschap en van het IMF.

“Enkele directieleden van DSB uitten de vrees dat de overheid niet in staat zou zijn om het schatkistpapier na een jaar af te lossen. Die vrees was terecht”, zegt Moison. “In januari 2017 bleek weer dat de overheid een wanbetaler is die haar verplichtingen niet nakomt. Medio februari was het schatkistpapier nog niet afgelost. De valutaruil met de centrale bank kon daardoor ook niet worden afgewikkeld. Eind januari had DSB honderden miljoenen SRD van de overheid te vorderen.”

Falend toezicht

Toen de centrale bank begin 2015 wilde onderzoeken of DSB gereed was om voet aan wal te zetten in Nederland, liet de moederbank zich kort daarvoor in het geheim informeren door een DSB-medewerker over vermeende misstanden. Het onderzoek door de centrale bank kreeg, tot ‘verbazing’ binnen DSB, een heel andere wending. Moison: “Door gebruik te maken van de informatie die de bankmedewerker in het geheim had doorgegeven en de directie en de RvC hiervan niet op de hoogte te brengen, handelde de centrale bank in strijd met de regels.”

De RvC besloot om de DSB-directie te versterken. Daardoor werden problemen binnen de bank blootgelegd die niet eerder waren opgemerkt. Ook niet door de toezichthouder, die faalt bij het toezicht op DSB, stelt Moison. “Er werken goed opgeleide jonge mensen bij de centrale bank maar het ontbreekt aan voldoende ervaren kader om effectief toezicht te houden. Dat is ook niet eenvoudig. De centrale bank heeft een eerste aanzet gedaan om richtlijnen en rapportages te ontwikkelen maar deze zijn nog niet op het vereiste niveau. Soms zijn deze inconsistent of zelfs onjuist.” Moison heeft naar eigen zeggen de centrale bank hier meermalen op gewezen, maar die “hield halsstarrig vast aan deze richtlijnen en rapportages”.

Dit heeft geleid tot ‘vreemde situaties’. De centrale bank vraagt ‘onjuiste informatie’ op over de valutapositie van de bank en concludeert dan dat de valutapositie te hoog is. “Toen de CBvS door DSB hierop werd gewezen, werd de toezichthouder boos en zei dat DSB deze zogenaamde valutapositie moest afdekken. Dat doet DSB natuurlijk niet omdat zij daardoor grote koersverliezen zou kunnen lijden. Dit onbegrip van de centrale bank maakt de verstandhouding er niet beter op”, aldus Moison.

Schorsing van de CEO

De centrale bank gaf DSB de aanwijzing om een risicocomité in te richten. Op zich stond DSB hiervoor open, maar de toezichthouder vond dat ook de manager van de Internal Audit Department lid moest zijn van dit risicocomité. Moison wees de moederbank echter erop dat dit een ‘verzwakking’ zou betekenen van de interne controle. “De Internal Audit Department moet onafhankelijk het functioneren van het risicocomité kunnen beoordelen. De manager van dit departement mag daarom geen lid zijn van het risicocomité. Toen was de centrale bank beledigd.”

Eind 2016 zag de RvC zich genoodzaakt om bankdirecteur Proeve te schorsen en de CBvS hierover vooraf te informeren, in het belang van de bank, de medewerkers, de klanten en van de aandeelhouders. De centrale bank zou om uitstel van de schorsing hebben gevraagd uit vrees voor onrust in de samenleving en een bankrun. Moison: “Governor Glenn Gersie liet weten dat hij eerst moest overleggen met de minister van Financiën. Dat is opmerkelijk omdat de centrale bank onafhankelijk moet optreden.”

Nadat Proeve op 18 januari een interview op STVS gaf heeft de RvC de knoop doorgehakt en hem geschorst. “De centrale bank, de waakhond van het financiële stelsel, werd toen wakker en begon te blaffen”, zegt Moison. “Gersie zei tijdens een interview dat de RvC zichzelf in de spiegel moest aankijken. Dat is opvallend omdat de RvC daadkrachtig ingreep terwijl de toezichthouder aan de zijlijn bleef staan.”

Toekomst van DSB

De BIS-ratio geeft aan hoeveel eigen vermogen een bank beschikbaar heeft tegenover de kredieten en andere uitzettingen. Deze ratio moet volgens de richtlijn van de centrale bank minimaal 10 procent zijn maar aan DSB worden strengere eisen gesteld. Eind juni 2016 was de ratio van de bank volgens de halfjaarcijfers nog maar 5 procent. De overheid heeft kenbaar gemaakt dat zij het eigen vermogen van DSB en de BIS-ratio aanzienlijk wil versterken. Moison: “Maar voordat dit kan gebeuren moet de overheid eerst haar omvangrijke schulden aan de bank aflossen. Vriend en vijand vragen zich af waar de overheid dit geld vandaan gaat halen.”

Vertrouwen

Moison heeft besloten een boekje open te doen, juist in het belang van DSB. “De directie, het managementteam en het overige personeel werken er hard aan om DSB weer de beste bank van en voor Suriname te laten zijn. Ik heb vertrouwen in de mensen van DSB. De Surinaamse samenleving heeft recht op goed toezicht op banken. Er zal nog veel water door de Surinamerivier stromen voordat het zover is, wanneer de centrale bank niet openstaat voor aanbevelingen van experts.” Ook motiveert hij: “Ik vind het belangrijk dat de samenleving weet wat zich werkelijk afspeelde.”

De Centrale Bank van Suriname kon de ‘opbouwende kritiek’ van Moison niet waarderen, zo stelt hij. Pas na de schorsing van Proeve, zeven maanden nadat de aandeelhouders Moison eind juni 2016 hebben benoemd, liet de centrale bank ‘mondeling’ aan derden weten niet met zijn benoeming in te zullen stemmen. Hij geeft een saillant detail ter vergelijking: “De centrale bank keurde de benoeming van de overheidscommissarissen bij Hakrinbank medio 2016 binnen zeven dagen goed.” Moison besloot om in Suriname te komen werken en te helpen met de opbouw van het geboorteland van zijn vrouw. We spreken hem vlak voor zijn terugreis naar Nederland. De centrale bank stelde zijn deskundigheid en bevindingen niet op prijs, zo stelt hij. De RvC en de directie verzochten hem om als adviseur aan te blijven. Moison bleef echter trouw aan ‘zijn principes’ en stapte op. “Dit mooie land heeft recht op een goed en eerlijk financieel systeem. Dat komt er niet wanneer iedereen zijn mond dichthoudt en zich bij de omstandigheden neerlegt.”

Gepubliceerd in De Ware Tijd